‘Veel seksuele intimidatie bij verplegenden’, meldde Trouw in maart op basis van een ANP-bericht: meer dan een derde van medewerkers in de zorg zou ermee te maken hebben. Of was het nog erger? In het bericht beweerde Mathilde Bos, auteur van een boek over seksuele intimidatie en docent aan de Hogeschool Utrecht, dat in werke-lijkheid zo’n 98 procent van alle zorgverleners wel eens seksueel geïntimideerd is. Dat laatste percentage is een persoonlijke schatting, het eerste de uitkomst van een rammelend onderzoek. 

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

De cijfers over seksuele intimidatie in de zorg zijn afkomstig uit een onderzoek door Bijzijn, een vakblad voor werkers in de gezondheidszorg. Bijzijn heeft een enquête gehouden ter gelegenheid van het Congres Seksualiteit, Intimiteit en Intimidatie in Utrecht en presenteerde de uitkomst zelf onder de kop ‘Ruim een op de drie collega’s slachtoffer seksuele intimidatie’.  Uit de enquête blijkt dat van ruim 900 respondenten 35,6 procent wel eens met seksuele intimidatie te maken heeft gehad. 82,3 procent van hen werden lastiggevallen door een patiënt: 6,73 procent non-verbaal, 54,7 procent met seksueel getinte opmerkingen en 31,09 procent met handtastelijkheden.

Maar dat is slechts het topje van de ijsberg, zegt Mathilde Bos, docente Verpleegkunde aan de Hogeschool Utrecht en verpleegkundige in de psychiatrie: “Ik denk dat in werkelijkheid 98% ooit in aanraking is geweest met seksuele intimidatie, maar dat niet als zodanig herkent. Seksueel getinte complimentjes horen er namelijk ook bij.” Opvallend is haar uitleg bij het idee dat mannen seksuele intimidatie minder vaak herkennen: “Mannen hebben niet geleerd dat seksuele aandacht ook intimiderend kan zijn. Ze zouden het altijd leuk moeten vinden. Een misvatting. Dat is de reden geweest dat het misbruik in de rooms-katholieke kerk zolang verborgen bleef.”

Bijzijn zette later ook de uitslag van de enquête op het web. Het totaal aantal ingevulde enquêtes staat daar aangegeven als 895. Dit aantal wisselt vervolgens per vraag; niet iedere respondent heeft alle vragen ingevuld. 313 mensen rapporteren dat ze in de afgelopen vijf jaar wel eens geconfronteerd zijn met seksuele intimidatie.

Het ANP baseerde zich, zo blijkt bij navraag, op de site van Bijzijn. De vraag of het ANP contact heeft opgenomen met Mathilde Bos blijft echter onbeantwoord. Net als de vraag of het persbureau die 98 procent niet wat aan de hoge kant vond. Wel is het duidelijk dat er niet naar de enquêteresultaten werd gevraagd: “Het ANP wist niet dat er een paar dagen later een bijlage is gepubliceerd. We konden daar dan ook niet over berichten”, aldus het ANP.

Enquête

900 mensen is een redelijk grote groep. Adri van Beelen, een van de opstellers van de enquête, vertelde ons waar het aantal vandaan komt: “Wat de doelgroep betreft, deze bestaat voor 90 procent uit verpleegkundigen en verzorgenden: mensen aan wie wij de wekelijkse nieuwsbrief sturen.” Zowel via de nieuwsbrief als de website bood Bijzijn de enquête aan. Uit het onderzoek bleek niet hoeveel mensen uiteindelijk benaderd zijn, maar dat waren er volgens Van Beelen 10.000: “Een respons van 9 procent is dus niet erg groot.” De enquête is echter bedoeld als peiling: “Wetenschappelijk is het niet. Dat pretenderen we ook niet.”

In de vragenlijst wordt niet uitgelegd wat de invuller moet verstaan onder  ‘seksuele intimidatie’.  “De vragen zijn niet van te voren uitgelegd,” aldus Van Beelen. “Seksuele intimidatie is een breed en bovenal subjectief verschijnsel. Het gaat om een vorm van gedrag die door de meerderheid als ongewenst wordt ervaren. De een zal daar eerder last van hebben dan een ander. Mensen die er meer over wilden vertellen, gaven hun mail of telefoonnummer.”

Definitie

Mathilde Bos wil seksuele intimidatie wel omschrijven: “Het is ‘ongewenste seksuele aandacht’. Pas als die aandacht als vervelend wordt ervaren, is het seksuele intimidatie.” Bos vond het jammer dat deze definitie niet in de enquête naar voren kwam:  “Na een lezing ben ik juist erg blij als mensen met de juiste definitie in hun hoofd naar huis gaan.”

Maar hoe kwam Bos bij die 98 procent? Dit haalde ze uit haar eigen ervaring, met name bij studenten in de zorg. Ook seksueel getinte opmerkingen vallen onder seksuele intimidatie, en zeker jonge verzorgenden krijgen hier vaak mee te maken. Maar krijgt niet íedereen dan in zijn leven te maken met seksuele intimidatie? Lachend:  “Ja, daar heb je denk ik wel gelijk in. Het verschil is dat je in het dagelijks leven makkelijker om iemand heen kan die iets naar je roept, dan in de zorg. In de zorg moet je iemand die seksueel getinte dingen tegen je zegt nog steeds helpen met douchen.”

En hoe komt Bos erbij dat misbruik in de katholieke kerk lang verborgen bleef doordat mannen seksuele intimidatie niet herkennen? Bos legt uit dat ze daar verkeerd is geciteerd, en er ook wel van geschrokken was: “Het klopt niet wat er staat.” Wat Bos bedoelde, was dat door de schandalen in de kerk nu mannen als slachtoffer op de maatschappelijke agenda staan, en mannen in de zorg het mogelijk sneller herkennen. Het probleem is dat met name vrouwen vaak als slachtoffer worden gezien en dat het bij mannen een nieuw fenomeen lijkt. Bos wijst erop dat ze niet had gevraagd of ze het artikel had mogen nalezen, waardoor Van Beelen zich er niet van bewust was dat er hierin een fout is gemaakt.

Maatschappelijke agenda

Seksuele intimidatie op de werkvloer is al eerder onderzocht. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) in 2009 bleek dat in de gemiddelde Nederlandse bedrijfstak per jaar 1,8 procent van de mannen en 5,1 procent van de vrouwen te maken krijgt met seksuele intimidatie. Deze cijfers zijn een stuk minder schokkend dan de resultaten van Bijzijn. Seksuele intimidatie wordt door iedereen anders ervaren en benoemd, maar zit er dan misschien toch een probleem in de zorg?

Het uiteindelijke doel van het artikel was niet het presenteren van wetenschappelijke onderzoeksresultaten, of het aanwijzen van slachtoffers van intimidatie. Van Beelen wilde het onderwerp op de maatschappelijke agenda zetten. “Omdat het voor sommigen nog altijd een taboe is.” Hoewel het noemen van percentages en het weergeven van verhalen van slachtoffers het artikel in eerste instantie een schrikeffect geeft, gaat het eigenlijk om herkenning. “Verpleegkundigen herkennen het niet en dat zorgt ervoor dat er te laat een grens wordt getrokken. Dan zien de verpleegkundigen het als een persoonlijk probleem, terwijl het een professioneel probleem is”, aldus Bos.