We hebben een nieuwe oermoeder! Op twee oktober stelde de Amerikaanse paleontoloog Tim White de wereldbevolking voor aan haar oudste voorouder. Deze Ardipithecus ramidus, liefkozend Ardi genoemd, leefde zo’n 4,4 miljoen jaar geleden in Ethiopië. De kranten namen het wereldwijd klakkeloos over. Ook Joep Engels doet op 2 oktober in Trouw jubelend verhaal van de fantastische vondst die de menselijke bestaansgeschiedenis plotseling met meer dan een miljoen jaar zou verlengen. Evolutie is populair, journalisten doen er graag uitspraak over zonder dat ze verstand van zaken hebben. In hoeverre kan de lezer de werkelijke feiten dan nog isoleren uit het gepopulariseerde verhaal?

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Archeoloog en hoogleraar aan de Berkeley University Tim White publiceerde zijn eerste vondsten van Ardi al in 1992 in Nature. De overblijfselen van deze vrouwelijke primaat waren in een zodanig slechte staat dat White zijn uitspraken deed aan de hand van een aantal tanden en wat armbotten. In 1994 stelde hij een heel team aan paleontologen samen om in 15 jaar Ardi’s skelet bij elkaar te zoeken en te reconstrueren. Begin november dit jaar publiceerde White binnen een aantal dagen zijn nieuwe bevindingen in 11 artikelen in Science. Dit zette de wereld op zijn kop.

Nederlandse kranten zoals de Volkskrant en Trouw namen het nieuws klakkeloos over. Joep Engels schreef in Trouw dat door de recente ontdekkingen de bestaansgeschiedenis van de mens moet worden herzien en met meer dan een miljoen jaar wordt verlengd.

John de Vos, evolutiespecialist en vooraanstaand paleontoloog, is het hier niet mee eens. ‘De nieuwe vondsten ondersteunen juist dat Ardi veel meer op de miljoen jaar jongere ‘Lucy’ lijkt, en dus op ons als moderne mens, dan White in 1994 beweerde. Ardi is volgens White namelijk verder geëvolueerd dan haar tanden in eerste instantie deden vermoeden. Ook doet de opponeerbare grote teen sterker dan verwacht denken aan die van mensapen.’

Volgens De Vos betekent dat Ardi juist jónger is dan ze eerst geschat werd. ‘Onze bestaansgeschiedenis wordt dus niet verlengd, maar eigenlijk juist verkort. Al klinkt dat natuurlijk minder spectaculair.’

Een kritische journalist zou vraagtekens zetten bij een aantal aspecten van White’s onderzoek. Waarom heeft het bijvoorbeeld meer dan vijftien jaar geduurd voordat deze paleontoloog met nieuwe resultaten kwam? In 2002 gaf Tim White zelf toe dat de schedel, maar vooral het bekken, van Ardi in uiterst slechte staat waren. De paleontoloog voorspelde toen al dat het nog vele jaren zou duren voordat het weer, millimeter voor millimeter, gereconstrueerd kon worden. Laat nou net het bekken cruciaal zijn voor hoe een organisme zich voortbeweegt, dus is geëvolueerd. In hoeverre is deze reconstructie subjectief geweest, afhankelijk van interpretatie?

Joep Engels geeft achteraf toe dat hij dit niet heeft nagetrokken. Hij heeft een aantal artikelen van White doorgelezen, maar niet uitgebreid bestudeerd. ‘De insteek was een kort en toegankelijk artikel te schrijven voor de lezer. Voor nuances en kritische noten was geen tijd’, aldus Engels.

2009 is het jaar van Darwin, van de evolutie. Er wordt uitgebreid geschreven over dit onderwerp: de lezer wil weten wie onze primair handelende voorouders waren en wat zij zoal deden. Als journalist is het makkelijk om vrij oppervlakkig in de evolutieleer te duiken. Snel een lijn door onze ontwikkeling trekken, daar een tijdlijn naast leggen en overhaaste conclusies trekken. Het willen vastleggen van onze evolutie is al nattevingerwerk, door het populariseren ervan verdwijnt het zicht op de feiten al helemaal.