Landbouwgrond in Oost-Europa komt in handen van investeerders buiten de EU en dat brengt de voedselproductie- en zekerheid in gevaar, waarschuwt CDA-lijsttrekker Esther de Lange van het Europees Parlement. Of de landbouwgrond daadwerkelijk in bezit is van externe beleggers is echter lastig te controleren. Als het al klopt, is het discutabel of ‘land grabbing’ effect heeft op de voedselproductie- en veiligheid.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Bewering: Op dit moment is 10 procent van de landbouwgrond in Roemenië in niet-Europese handen.
Oordeel: Ongefundeerd
Bron van de bewering
Op de website van het CDA staat een nieuwsbericht over het Europees landbouwbeleid. In het artikel zegt lijsttrekker Esther de Lange voor het Europarlement dat 10 procent van de Roemeense landen in het bezit is van eigenaars buiten Europa. ‘Om als Nederland onze schappen te kunnen blijven vullen, zonder dat we daarvoor afhankelijk zijn van politieke grootmachten als China of Saoedi-Arabië, kunnen we ons minder naïef opstellen,’ zegt De Lange.
Navraag bij het CDA leert dat de bewering is gebaseerd op een adviesrapport van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) uit 2015. Het EESC is een adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en andere belangengroepen. In de rapportage waarschuwt het EESC dat agrarische familiebedrijven worden bedreigd doordat buitenlandse beleggers landbouwgronden opkopen en hiermee de Europese voedselproductie in gevaar brengen.
Waarom is dit niet te controleren?
Een van de genoemde voorbeelden is Roemenië. In het adviesrapport schrijft EESC-lid en directeur van de Estse landbouwvakbond Kaul Nurm dat het percentage Roemeense landbouwgrond in handen van buitenlandse beleggers is gestoeld op ‘cijfers uit meerdere bronnen’. We benaderden Nurm en andere EESC-leden voor verantwoording over het geraadpleegde bronmateriaal. Zij verwijzen naar een in 2015 gepubliceerd rapport van het Europees Parlement. In het document staat dat officiële gegevens over landbouwgrond in buitenlandse handen niet bestaan, maar dat 10 procent van de Roemeense landbouwgrond in bezit is van beleggers van buiten de EU. Ook deze claim is gebaseerd op ‘data uit verschillende bronnen’, die eveneens niet verifieerbaar zijn.
Een woordvoerder van minister Schouten, die namens het kabinet verantwoordelijk is voor het landbouwbeleid, laat weten dat het Nederlandse ministerie van Landbouw geen cijfers bijhoudt over de situatie in Roemenië. Ook betwijfelt ze of de EU dit doet. Wel zegt ze dat voedselproductie- en zekerheid in Europa niet worden bedreigd door eventuele buitenlandse overnames: ‘Het maakt voor de voedselzekerheid niet uit wie de eigenaar is van de landbouwgronden.’
Land grabbing
De cijfers over ‘land grabbing’ door buitenlandse bedrijven waar het CDA mee schermt, zijn moeilijk te controleren, omdat ze niet worden bijgehouden, blijkt uit navraag bij de Universiteit Groningen en Universiteit Wageningen. Dirk Strijker, hoogleraar Plattelandsontwikkeling aan de Universiteit Groningen, erkent dat Oost-Europese grond aantrekkelijk is voor buitenlandse investeerders. ‘Het zou mij op zichzelf niet verbazen. In Roemenië is de grond goedkoop, maar ik kan dat getal niet bevestigen,’ aldus Strijker.
De hoogleraar denkt ook niet dat buitenlands landbouwgrondbezit de Europese voedselveiligheid bedreigt. ‘Er wordt opgewonden op gereageerd. Maar landbouwgrond blijft liggen. Er is een basissysteem waarbij de EU invoerheffingen en uitvoersubsidies kan afstemmen, dus ze kunnen zowel aan de importkant als de uitvoerkant de handel beïnvloeden,’ zegt Strijker. ‘Als Chinezen onze landbouwgrond bezetten, zijn er voldoende beleidsinstrumenten om onze voedselproductie veilig te stellen. In die zin denk ik niet dat de voedselzekerheid wordt aangetast. Zeker is dat de EU voldoende mogelijkheden heeft om dat te voorkomen.’
Conclusie
Het door CDA-Europarlement-lijsttrekker Esther de Lange vermelde percentage uit de genoemde rapporten (’10 procent Roemeense landbouwgrond in niet-Europese handen’) is niet te herleiden tot controleerbare bronnen, daarom kunnen we geen harde conclusies trekken. Daarnaast is het twijfelachtig of de genoemde cijfers van vier jaar oud in het adviesrapport actueel zijn. Recente wetenschappelijke studies naar Europese landbouwgrond in bezit van buitenlandse beleggers zijn er niet. En als het al waar is, dan is niet bewezen dat buitenlandse overnames de voedselproductie- en veiligheid in Europa bedreigen.