Straf helpt niet, strafregels wel’, kopte Metro op 26 oktober. Strafregels werken, zegt orthopedagoge Astrid Boon: verschillende Nederlandse scholen hebben ze met succes weer ingevoerd. Het leverde haar veel positieve publiciteit op. Maar Boons beroepsgroep is sceptisch, de cijfers van een school zijn geheim en de andere twijfelt:  “Strafregels worden nog maar nauwelijks ingezet, want het is eigenlijk niet wat we willen. Je moet leerlingen toch serieus nemen.”

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Sinds de publicatie van haar boek Straf/Regels pleit Astrid Boon voor de herinvoering van ‘slimme strafregels’ op middelbare scholen. Bijvoorbeeld: “Hè, wat jammer nou dat ik mijn boeken vergeten ben. Nou kan ik niet meedoen met de les. Volgende keer neem ik mijn boeken mee, dan hoef ik dit nooit meer te schrijven”. Zulke regels zouden niet alleen ongewenst gedrag tegengaan, maar leerlingen tegelijkertijd het gewenste gedrag inprenten. Belangrijk is ook dat de leraar precies weet hoe de sanctie uit te delen: eerst een vriendelijke waarschuwing, dan een duidelijke concrete waarschuwing, dan de straf.

Momenteel werkt Boon met een statisticus aan cijfers over de effectiviteit van haar strafregels, maar vooralsnog baseert ze zich op ervaring: “Ik heb de laatste dertig jaar gewerkt met lastige pubers op scholen, en zij hebben mij wijzer gemaakt over wat wel en niet werkt.” En strafregels, die werken ‘als een soort paardenmiddel’, vertelde ze in diverse media (Editie NL, De Telegraaf, Trouw, AD, en op de radio onder meer bij Goedemorgen Nederland). Maar is dat ook zo?

Wachten op officiële cijfers

Dat de strafregels werken, wordt volgens Metro nu ook ondersteund door cijfers uit de praktijk. Op het Amsterdamse Sweelinck College zijn Boons strafregels begin 2009 schoolbreed ingevoerd. Dagelijks wordt geregistreerd hoeveel leerlingen te laat komen en de klas uit worden gestuurd. Samen met een statisticus heeft Boon deze cijfers onderzocht. Ze zegt dat het aantal schorsingen op het Sweelinck College na de kerst normaal gesproken met gemiddeld 37 procent toeneemt. Na invoering van de strafregels dáálde het aantal schorsingen na de kerst juist, met maar liefst 57 procent. Omdat ze momenteel bezig is de resultaten gepubliceerd te krijgen, mocht Nieuwscheckers de cijfers niet inzien.

Het Metro-artikel noemde andere cijfers bij het Sweelinck College: te laat komen zou met twintig procent gekelderd zijn, en uit de klas sturen met zeventig procent. Navraag bij journalist Niels Rigter leert dat die cijfers afkomstig zijn van het Sweelinck College zelf. Martine Uleman, teamleider bovenbouw op het Sweelinck, vertelt dat de cijfers gebaseerd zijn op het registratiesysteem dat Boon ook noemde: “We kunnen niet precíés zeggen dat het om een daling van zeventig procent gaat, maar we houden deze gegevens dagelijks bij en dan zien we dat het aantal leerlingen dat moet terugkomen nu drie is, in plaats van tien.” Uleman gelooft dat de invoering van de strafregels de oorzaak is van de dalende cijfers. Omdat wetenschappelijk onderzoek nog ontbreekt, kan invloed van andere factoren echter niet worden uitgesloten.

Vooralsnog is het dus nog wachten op de officiële statistieken van Boon, pas dan kunnen echt uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van strafregels op het Sweelinck College. Metro-journalist Rigter erkent ook dat zijn stuk ongetwijfeld steviger had gestaan als het onderzoek van Boon er al was geweest.

‘Je moet leerlingen toch serieus nemen’

Ook Scholengemeenschap ’t Groene Hart in Alphen aan de Rijn zou volgens Metro baat hebben gehad bij de invoering van Boons strafregels. Spijbelgedrag zou er ‘drastisch’ door verminderd zijn. Dat blijkt wel erg ongenuanceerd. P.K. Jansen, lid van het college van bestuur van de Scope Scholengroep, waartoe de Groene Hart Scholengemeenschap behoort, meldt Nieuwscheckers dat ze een aantal jaren geleden inderdaad een probleem hebben gehad met spijbelgedrag, en dat daar toen met een aantal deskundigen naar gekeken is. “Uiteindelijk hebben we toen meerdere maatregelen ingevoerd, waaronder de strafregels.” Of er een direct verband bestaat tussen de strafregels en de daling in spijbelgedrag, is niet onderzocht. “Het lijkt erop dat het ons toen geholpen heeft, maar het is ook niet meer dan dat”, aldus Jansen. “We willen ook niet dat mensen denken dat wij ‘strafregels’ opnieuw hebben ingevoerd of zoiets. Het wordt nu ook nog maar nauwelijks ingezet, want het is eigenlijk niet wat we willen. Je moet leerlingen toch serieus nemen.”

Journalist Niels Rigter vindt niet dat hij een misser heeft gemaakt door de resultaten van de scholen te publiceren zoals hij dat gedaan heeft. “Je kunt inderdaad niet zeggen dat er een duidelijke oorzaak-gevolgrelatie is, dat dóór de maatregelen het spijbelen met zoveel procent naar beneden is gegaan. Je kunt daarentegen wel zeggen dat sínds de invoering van de strafregels het verzuim naar beneden is gegaan met een bepaald aandeel. Dat heb ik gedaan.” Hij heeft opgeschreven wat de scholen hem hebben verteld. “Je gaat ervan uit dat als een school jou dat soort informatie geeft, dat die informatie ook klopt. En als jullie dan ineens naar bewijzen komen vragen, gaan ze de boel nuanceren.” Wel geeft hij toe dat hij misschien wat kritischer had kunnen zijn en bijvoorbeeld absentielijsten had kunnen opvragen. “Maar ja…”

Geloofskwesties

Nog afgezien van de dubieuze cijfers over de effectiviteit van de strafregels, is de beroepsgroep van Boon sceptisch over de vraag of straffen wel de beste optie is bij het stimuleren van gedragsverandering. Metro merkt zelf op dat ‘pedagogen het er inmiddels wel over eens zijn dat straffen nauwelijks tot gedragsverandering leidt’ (in het kaderartikel ‘Vroeger, toen de meester nog sloeg’, niet online). Vanuit het behaviorisme is het heersende idee dat het belonen van gewenst gedrag en het negeren van ongewenst gedrag vaak de beste manier is om gedrag te beïnvloeden.

“Het interesseert me niets als er pedagogen zijn die zeggen dat het niet werkt”, zegt Boon. “Het werkt namelijk wel. Iedereen zegt maar dat belonen beter werkt, maar er is al dertig jaar geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van straffen.” Meningen over de relatieve effectiviteit van straffen en belonen zouden daardoor pure ‘geloofskwesties’ zijn geworden. Om te laten zien dat haar strafregels werken, is ze haar eigen onderzoek begonnen.

Versimpeling

Gezinus Wolters, universitair hoofddocent cognitieve psychologie aan de Universiteit Leiden, noemt deze uitspraken ‘een versimpeling van de werkelijkheid’: “Er wordt wel degelijk ontzettend veel onderzoek gedaan naar straffen en belonen, maar dat is geen makkelijk onderzoek en resultaten zijn onduidelijk. Uit allerlei onderzoek is gebleken dat zowel straffen als belonen kan werken bij gedragsbeïnvloeding.” Kijk je naar praktijksituaties, dan wordt het ingewikkelder, aldus Wolters. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van opvoedingsproblemen in het gezin. “Dan is het niet meer simpelweg de vraag of  er beloond of gestraft moet worden, dan moet je voor die specifieke situatie de meest effectieve manier zien te vinden.”

De strafregels van Boon kunnen in principe ongewenst gedrag van leerlingen verminderen, denkt Wolters. “De beloning op slecht gedrag wordt weggenomen, en daarmee het motief om dat gedrag te vertonen”, legt hij uit. “Jongeren kunnen heel vervelend gedrag vertonen, en zijn dan stoer in de ogen van hun collegajongeren. Door de leerling als een klein kind strafregels te laten schrijven, valt die beloning weg. In die zin kunnen de strafregels prima werken.” Dat strafregels bovendien het gewenste gedrag inprenten, gelooft hij niet: “Door de leerling vrije tijd of stoerheid af te nemen met strafregels, zal hij het ongewenste gedrag in de toekomst misschien laten, maar wat je ze laat schrijven, maakt niet uit. Het is gewoon een alternatief soort straf, het werkt niet om positief gedrag te versterken. Je kunt ze ook laten nablijven of het schoolplein laten vegen, dat is net zo effectief.”

Het Centrum Educatieve Dienstverlening Rotterdam merkte in 2007 in een brief aan het NRC (niet online) op dat de positieve gedragsinstructie in de strafregels wél van belang is, omdat dan duidelijk wordt hoe de leerling zich zou moeten gedragen. Belangrijker vindt het Centrum echter nog dat de leraar precies weet hoe de sanctie uitgedeeld wordt: twee keer waarschuwen, dan strafregels opleggen. “Dat voorkomt ellenlange aandacht voor negatief gedrag en maakt tijd en ruimte vrij om aandacht te geven aan gewenst gedrag.” Vooral het geheel van duidelijke, positieve gedragsregels, waarbij gewenst gedrag prettiger gevolgen heeft voor de leerlingen dan ongewenst gedrag, zou effectief zijn. Niet de strafregels op zich.

Elastiek

Rigter liet in zijn Metro-artikel naast Boon geen andere deskundige aan het woord, al onderkent hij dat dat zijn stuk wel sterker zou hebben gemaakt. “Tuurlijk, hoe meer mensen je aan het woord laat, hoe beter je stuk. Maar ja, op een gegeven moment moet je stoppen met schrijven. De pagina’s zijn nu eenmaal niet van elastiek, hè.”