De Italiaanse economie is de afgelopen twintig jaar nauwelijks gegroeid. Volgens het verkiezingsprogramma van Forum voor Democratie komt dat door de euro. Of de euro direct verantwoordelijk is voor de stagnatie is niet met zekerheid te zeggen: academici en beleidsmakers hebben verschillende visies op dit vraagstuk, en noemen tal van andere factoren die economische groei in Italië belemmeren.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Claim: De Italiaanse economie stagneert sinds de invoering van de euro, omdat de euro ‘te duur is voor het Zuiden’ en daardoor economische groei remt.

Oordeel: Niet te checken

Bron van de bewering:
Het verkiezingsprogramma voor de Europese Verkiezingen van Forum voor Democratie meldt op pagina 2 het volgende:

“De euro blijkt een ‘one size fits none’ die geen vrede, maar juist permanente ruzie en conflicten veroorzaakt. Te duur voor het Zuiden remt de euro daar de economische groei (daarom stagneert de Italiaanse economie ook al sinds de invoering van de eenheidsmunt).”

Forum houdt de euro direct verantwoordelijk voor de kwakkelende Italiaanse economie. Deze is namelijk nauwelijks gegroeid sinds de invoering van de euro in 2002.

Nieuwscheckers heeft contact gehad met Forum voor Democratie maar ontving geen reactie op het verzoek deze bewering toe te lichten.

Kritiek op de euro
Onderstaande grafiek geeft de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) weer in Italië ten opzichte van een aantal andere Europese landen.



Kan de invoering van de euro in 2002 verantwoordelijk gehouden worden voor de stagnerende lijn van Italië? We legden deze vraag voor aan verschillende economen.

De meningen zijn verdeeld. Een van de bekendste economen die de stelling van Forum voor Democratie enigszins kan ondersteunen is de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz. In 2016 publiceerde hij het boek: The Euro: How a Common Currency Threatens the Future of Europe. Hierin betoogt Stiglitz dat de euro uniek en problematisch is, omdat er wél een monetaire, maar geen fiscale unie is gevormd. Dat houdt in dat overheden geen controle over de waarde van hun munt hebben (monetair beleid), maar wél over hun eigen belastinginkomsten en overheidsuitgaven (fiscaal beleid). Het gebrek aan controle en de samenvoeging van zeer verschillende economieën onder één munt hebben volgens Stiglitz vooral Zuid-Europese economieën negatief beïnvloed.

Toen Italië in 2002 overging op de euro verloor de overheid dus de controle op haar monetaire beleid. Italië zat in een lange spiraal van devaluatie van de lire, een methode waarmee de Italianen decennialang hun economie probeerden aan te zwengelen. Dat werkt ongeveer zo: door je munt in waarde te verlagen, worden je producten goedkoper voor andere landen. Dit moedigt export aan en kan op de korte termijn leiden tot economische groei. Om deze reden wordt de euro door sommigen als boosdoener voor de Italiaanse stagnatie aangewezen.

Genuanceerder

“Het ligt iets genuanceerder”, zegt de Nederlandse emeritus-hoogleraar economie Alfred Kleinknecht. Volgens hem is de euro gedeeltelijk verantwoordelijk voor de Italiaanse stagnatie. Kleinknecht doelt hiermee op de stagnatie sinds 2008: “De Italiaanse productiviteit is sinds de eeuwwisseling niet meer gegroeid. Sinds 2008 stagneert hun BBP.”

Italië had veel profijt van devaluatie, aldus Kleinknecht. Maar na de komst van de euro kwam het land  geleidelijk in de problemen:

“De euro is voor Italië overgewaardeerd. Hierdoor valt hun export tegen en dat betekent ook een klap voor het Italiaanse innovatiesysteem. Wij weten immers dat innovatie en export sterk correleren en elkaar wederzijds versterken. (…) In die zin is het belangrijk om door middel van devaluatie export aan de gang te krijgen. Ik ben het in belangrijke mate met Joseph Stiglitz eens met betrekking tot de euro. Ik heb eerder gewaarschuwd dat we de euro niet hadden moeten invoeren in het zuiden van Europa – en wel in het belang van het Zuiden.”

Andere factoren die bijdragen aan de Italiaanse problemen zijn volgens Kleinknecht ineffectief overheidsbeleid en de Italiaanse sectorstructuur. Met name dat laatste wordt vaak over het hoofd gezien:

“De Italianen hebben pech met hun historisch gegroeide industriestructuur. Ze hebben namelijk veel traditionele sectoren, met name de textiel-, kleding- en schoenenindustrie. Deze sectoren hebben het zwaar met concurrentie uit Azië. Duitsers hebben bijvoorbeeld een sterke chemie, machinebouw en auto-industrie. Die leveren precies de producten die Azië vraagt.”

Met de komst van de euro konden de Italianen sinds 2002 tegen een lagere rente lenen omdat de munt een hoger vertrouwen genoot onder beleggers. Hoewel dit op het eerste gezicht gunstig lijkt, heeft dit ook een keerzijde volgens Kleinknecht:

“Het is natuurlijk fijn als je op je schuld ineens een veel lagere rentevoet moet betalen. Het gevaar met zo’n lage rente is dat men te veel gaat lenen. Dit heeft in Mediterrane landen zeepbelvorming in de hand gewerkt.”

Hij concludeert dat de euro deels verantwoordelijk is voor de Italiaanse stagnatie: “Italië zou ook problemen hebben als ze niet in de euro zaten. Maar hun problemen zouden makkelijker oplosbaar zijn als zij hun eigen munt hadden.”

De andere kant van het verhaal
Andere experts hebben echter een andere diagnose van de Italiaanse problemen. Volgens econoom Maartje Wijffelaars, werkzaam bij de Rabobank, is de Italiaanse stagnatie te wijten aan structurele zwakheden van de Italiaanse economie. Italië kent een geschiedenis van zwak economisch beleid, zegt Wijffelaars. Dit heeft sinds de jaren 70 geleid tot een hoge overheidsschuld en rentelast. De Italiaanse overheid faalde bij het invoeren van groeivriendelijke bezuinigingsmaatregelen.

Devaluatie is juist niet gunstig geweest voor Italië, aldus Wijffelaars, omdat dit ook tal van problemen veroorzaakte. In tegenstelling tot Kleinknecht stelt zij dat devaluatie innovatie juist bemoeilijkt. Elektronische apparatuur uit Duitsland zou bijvoorbeeld bij iedere devaluatie duurder worden. Dit maakt volgens haar innovatie lastiger en schaadt de koopkracht.

Monetaire controle geeft een overheid extra handvaten om de economie te stabiliseren, maar is geen garantie voor economische groei. In het artikel “De Italiaanse problemen komen niet door de euro” uit 2018 stelden Wijffelaars en haar college Wim Boonstra dat constante devaluatie vóór de invoering van de euro juist leidde tot problemen:

“Dit haasje-overeffect heeft zich decennialang voltrokken. Het uiteindelijke effect was een structureel hoge inflatie en een dito rente in combinatie met structurele betalingsbalansproblemen en een zeer zwakke munt.”

De lagere rente sinds de invoering van de euro gaf Italië volgens Wijffelaars de mogelijkheid om de overheidsfinanciën verder op orde te brengen. “Dat werd echter niet of nauwelijks gedaan.” We kunnen de Italiaanse stagnatie pas begrijpen als we naar de stagnerende productiviteitsgroei kijken. Factoren die hieraan bijdragen zijn volgens Wijffelaars: hoge belastingdruk op bedrijven, een inefficiënt ambtenarenapparaat met moeizame vergunningsverstrekking, corruptie en weinig vrouwenparticipatie.

De belangrijkste boodschap van Wijffelaars: “Deze problemen speelden al vóór de euro. Deze problemen kon Italië eerder enigszins maskeren door de munt te devalueren, maar de vraag is of dat op de lange termijn nou per se zin heeft.” De laatste jaren kampt Italië ook nog eens met snelle vergrijzing, en sinds 2015 zelfs met een krimpende bevolking – dat laatste vormt zowel een oorzaak als gevolg van de economische stagnatie.

Ook Frank Vandenbroucke, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, zet kanttekeningen bij de positieve effecten van devaluatie. Het beeld dat Italië die devaluatie gecontroleerd inzette als economisch ontwikkelingsinstrument, klopt volgens hem niet:

“Italië is herhaaldelijk slachtoffer geweest van financiële stormen op de markt. Het beste voorbeeld is de ‘zwarte woensdag’ in 1992. (…) Het verhaal dat Italië een stevige controle had op de munt strookt niet met de feiten. Het echte verhaal was grote turbulentie op de wisselkoersmarkten.”

De stelling dat de invoering van de euro geleid heeft tot economische stagnatie van Italië, vindt Vandenbroucke achterhaald. “En op de achtergrond speelt dat idyllische beeld, dat alles goed ging vóór de monetaire eenmaking, maar dat is dus gewoon onjuist.”

Toch heeft de euro wel degelijk mankementen, vindt Vandenbroucke. Volgens hem ontbreekt het aan ‘schokdempers’, financiële stabiliseringsmechanismen die economische schokken, zoals in 2008, kunnen opvangen:

“De eurocrisis legt niet uit dat de Italiaanse economie 20 jaar lang structureel onderpresteert, maar het feit dat de muntunie geen schokdempers had legt wel uit waarom de financiële crisis in landen als Italië – maar niet alleen Italië – zo zwaar toesloeg. Je moet al die dingen uit elkaar houden.”

Volgens Vandenbroucke kunnen we de euro verantwoordelijk houden voor de afwezigheid van financiële schokdempers. Maar de eenheidsmunt is volgens hem niet verantwoordelijk voor de stagnerende economie van Italië.

We legden de stelling van Forum voor Democratie ook voor aan Daniel Gros, voorzitter van de denktank CEPS (Centre for European Policy Studies). Volgens Gros zouden weinigen betwisten dat devaluatie (ceteris paribus) gunstig is voor export. “De echte vraag is of een ‘dure’ euro verantwoordelijk gehouden kan worden voor het verschil in groei tussen Italië en de rest van de eurozone.” Gros vindt van niet, maar erkent dat experts het oneens kunnen zijn over dit vraagstuk, en dat hij tot degenen behoort die niets zien in een goedkopere munt voor Italië. Volgens Gros is de stelling van Forum geen ‘feit’ maar een ‘mening’.

Conclusie
De euro bemoeilijkt volgens sommige experts het economisch herstel in Italië, maar ook andere factoren dragen bij aan de economische malaise van het land. Door het gebrek aan consensus onder academici en beleidsmakers, en de complexiteit van de Italiaanse problematiek is niet te zeggen of de euro direct verantwoordelijk is voor de Italiaanse stagnatie. Daarom is ons oordeel: niet te checken.


Wil je geen enkele factcheck van ons missen? En wil je op de hoogte blijven van nieuws en onderzoek naar nepnieuws, desinformatie en factchecken? Meld je dan aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van Nieuwscheckers.


Placeholder-female-2x

Clémence Overeem

Redacteur Nieuwscheckers

Profiel-pagina