Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Bronnen van de beweringen
Enkele partijen die hun (voorlopige) verkiezingsprogramma’s gepubliceerd hebben, doen beweringen over motieven van migranten om naar Nederland te komen. Het gaat hier om GroenLinks-PvdA, de ChristenUnie en JA21. Ook komt het onderwerp voor in het basisdocument van Nieuw Sociaal Contract (NSC), de nieuwe partij van Pieter Omtzigt.
- GroenLinks-PvdA stelt [pdf] dat arbeidsmigranten een grotere groep vormen dan asielmigranten: ‘Sommige mensen komen hier als vluchteling. Anderen komen voor werk, studie of de liefde. Het politieke debat richt zich vaak op de eerste groep, terwijl het aantal arbeidsmigranten veel groter is’ (p. 17 & 18). De volgende pagina doet daar nog een schepje bovenop: ‘De meest voorkomende reden om in Nederland te komen wonen, is arbeid’ (p. 19).
- De ChristenUnie herhaalt [pdf] die tweede bewering: ‘En dat we nauwelijks grip weten te krijgen op arbeidsmigratie van binnen en buiten de Unie (veruit de belangrijkste bron van migratie) zet het draagvlak voor migratie onder druk’ (p. 101).
- JA21 is het eens [pdf] met GroenLinks-PvdA dat arbeidsmigratie een groot onderdeel vormt van de immigratie naar Nederland, maar richt zich meer op gezinsmigratie: ‘Naast arbeidsmigratie vormt gezinsmigratie het grootste onderdeel van de totale immigratie naar Nederland. Van immigranten van buiten de EU vormen gezinsmigranten gemiddeld zelfs de grootste groep’ (p. 13).
- Ten slotte het basisdocument van NSC [pdf]. Zoals het Pieter Omtzigt betaamt, zijn in dit document veel concrete cijfers terug te vinden, maar niet als het gaat over de migratiemotieven: ‘Veel partijen, inclusief het kabinet, maken de fout het migratievraagstuk te verengen tot asielmigratie. Met uitzondering van het jaar 2022, waarin bijna 90.000 mensen uit Oekraïne naar Nederland kwamen, zijn arbeidsmigratie en studiemigratie de grootste groepen’ (p. 28).
Waarom immigreren mensen?
Mensen komen dus om verschillende redenen naar Nederland, maar om welke groepen gaat het specifiek? Het CBS onderscheidt vijf categorieën, gebaseerd op het type verblijfsvergunning van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het gaat om:
- Asielmigratie
- Arbeidsmigratie
- Studiemigratie
- Gezinsmigratie
- Overig/onbekend
Hieronder lichten we elke categorie toe.
1. Asielzoekers zijn mensen die asiel in Nederland aanvragen, bijvoorbeeld omdat ze op de vlucht zijn voor oorlog of andere onmenselijke omstandigheden. De IND bepaalt of ze in Nederland mogen blijven of niet. Als ze vervolgens een verblijfsvergunning krijgen, worden ze statushouders genoemd. Het CBS telt niet alle mensen die naar Nederland komen om asiel aan te vragen. Het CBS telt enkel de asielmigranten – dat zijn asielzoekers, statushouders en uitgenodigde vluchtelingen – die als immigrant ingeschreven staan in een gemeentelijk bevolkingsregister.
2. Arbeidsmigranten zijn mensen die naar Nederland komen om te werken. Het CBS en de IND maken hierbij een onderscheid tussen kennismigranten en overige arbeidsmigranten. Kennismigranten zijn vaak hoogopgeleide mensen als artsen en wetenschappers. Overige arbeidsmigranten zijn vaak mensen die hier komen om werk te doen waarvoor in Nederland te weinig werknemers te vinden zijn, zoals in de land- en tuinbouw. De verkiezingsprogramma’s en het basisdocument van NSC specificeren niet over welke soort arbeidsmigrant ze het hebben, dus laat deze factcheck dit ook achterwege.
3. Studiemigratie gaat om mensen die naar Nederland komen om hier een opleiding te volgen en ingeschreven staan als migrant.
4. Gezinsmigratie volgt vaak op asielmigratie of arbeidsmigratie, als de gezinsleden (huwelijkspartners, kinderen of ouders) van de initiële migrant ook naar Nederland komen. Het gaat dan om gezinsverbanden die al voor de eerste immigratie bestonden, vandaar dat gesproken wordt van gezinshereniging. Ook kan het gaan om mensen die naar Nederland komen om te trouwen of samenwonen, dan spreekt men van gezinsvorming.
5. Overig/onbekend is een categorie met mensen waarvan geen gegevens beschikbaar zijn over wat ze in Nederland doen, zoals studenten van particuliere scholen.
Dit artikel toetst de beweringen in verkiezingsprogramma’s aan migratiecijfers van het CBS. Het CBS maakt onderscheid tussen (1) immigranten van binnen de EU en de European Free Trade Association (EFTA), en (2) immigranten van daarbuiten. Cijfers over migratiemotieven van immigranten van binnen de EU en de EFTA in 2022 zijn pas volgend jaar bij het CBS beschikbaar en deze groep vormde in 2022 bijna een derde van het totaal aantal immigranten. Er is dus nog geen compleet beeld beschikbaar over alle migratiemotieven van 2022. Vandaar dat we 2022 buiten beschouwing laten.
Bewering 1: Arbeidsmigratie komt in Nederland vaker voor dan asielmigratie [Waar]
Over één ding zijn GroenLinks-PvdA, CU, NSC en JA21 het wél eens: arbeid is een van de meest voorkomende redenen om naar Nederland te komen, zeker ten opzichte van asiel. Volgens hen zou de politiek zich daarom niet blind moeten staren op asielmigratie, maar meer aandacht moeten geven aan arbeidsmigratie.
Het klopt dat arbeidsmigratie in Nederland vaker voorkomt dan asielmigratie. In de periode van 2002 tot 2021 is er geen enkel jaar geweest waarin er meer asielmigranten dan arbeidsmigranten naar Nederland kwamen. Het kleinste verschil was in 2016, toen er 44.180 arbeidsmigranten immigreerden en 42.880 asielmigranten: een verschil van 1300 mensen. Zoals te zien in de onderstaande grafiek was dit ook in het midden van een periode waarin sprake was van een piek in het aantal asielmigranten.
Bewering 2: Arbeid is de meest voorkomende reden om in Nederland te komen wonen [Onwaar]
GroenLinks-PvdA gaat nog een stap verder en beweert dat arbeidsmigratie de meest voorkomende reden is om in Nederland te komen wonen. De ChristenUnie beweert hetzelfde door te zeggen dat arbeidsmigratie de belangrijkste bron van migratie is.
Dit klopt niet buiten de periode van 2017 tot 2019, toen arbeidsmigratie inderdaad het meest voorkomende motief was. Maar in de jaren sinds 2019 en de jaren voor 2017 stond gezinsmigratie op de eerste plaats. Ondanks dit feit wordt deze vorm van migratie niet eens genoemd in het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA behalve een vage verwijzing naar migratie “voor de liefde”.
ChristenUnie spreekt wel van gezinsmigratie onder de noemer gezinshereniging, maar vergelijkt dit niet met arbeidsmigratie. Aan de andere kant nam het aantal arbeidsmigranten sinds 2004 wel steeds toe (behalve in coronajaar 2020) en de kloof met de gezinsmigranten werd tot 2017 ook steeds kleiner.
Bewering 3: Gezinsmigratie en arbeidsmigratie vormen het grootste onderdeel van de totale immigratie [Waar]
JA21 is de enige van de vier partijen die gezinsmigratie expliciet noemt. De partij beweert dat gezinsmigratie naast arbeidsmigratie het grootste deel vormt van de totale immigratie naar Nederland. Zoals uitgelegd bij bewering 2 klopt dit: gezinsmigratie is in de periode van 1999 tot 2021 in 20 van de 23 jaar de meest voorkomende migratievorm. Vanaf 2005 staat arbeidsmigratie op de tweede plek, behalve in 2017, 2018 en 2019 (toen het op de eerste plek stond).
Bewering 4: Voor migranten van buiten de EU vormt gezinsmigratie het grootste onderdeel van de immigratie [Waar]
Hiernaast stelt JA21 ook dat voor immigranten van buiten de Europese Unie gezinsmigratie ‘gemiddeld’ het grootste gedeelte van de migratie vormt. Uit de cijfers over migratiemotieven van mensen buiten de EU en de EFTA blijkt dat deze bewering klopt. Van 1999 tot 2021 kwamen er gemiddeld per jaar ongeveer 21.400 gezinsmigranten naar Nederland. Op de tweede plaats staan asielmigranten met gemiddeld 15.000 mensen per jaar, waarna studiemigratie en arbeidsmigratie volgen met gemiddeld 10.300 en 9500 mensen per jaar. Onderaan staan overige migranten met gemiddeld 4000 mensen per jaar. Zie ook onderstaande grafiek voor een vergelijking tussen deze aantallen.
Bewering 5: Studiemigranten vormen één van de twee grootste groepen migranten [Onwaar]
Waar JA21 beweert dat arbeidsmigratie en gezinsmigratie de grootste groepen zijn waar het aankomt op migratiemotieven, stelt NSC dat dit arbeidsmigratie en studiemigratie zijn. Arbeidsmigratie staat inderdaad in de top twee en heeft een aantal jaren op de eerste plaats gestaan, zoals uitgelegd bij bewering 3. Studiemigratie staat, zoals te zien in de grafiek bij bewering 2, sinds 2017 op de derde plaats en was in jaren daarvoor afwisselend minder vaak voorkomend dan asielmigratie of migratie met een overig of onbekend motief. Het basisdocument van NSC laat het dus, net zoals het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA, achterwege om gezinsmigratie te noemen.
Conclusie
De vier partijen hebben verschillende standpunten over migratie en drie van hen gaan de mist in als het aankomt op de motieven achter die migratie. Het sentiment dat arbeidsmigratie (veel) vaker voorkomt dan asielmigratie klopt, maar het is niet de meest voorkomende vorm: dat is gezinsmigratie. Van de vier partijen nemen alleen de ChristenUnie en JA21 gezinsmigratie mee in hun kijk op de situatie omtrent migranten in Nederland.