“Baby’s met een groot hoofd zijn later echt slimmer”, kopte Metro Nieuws op 19 september 2016. Gevolgd door een geruststellende alinea waarin wordt uitgelegd dat mensen gelijk hebben, wanneer ze stellen dat ze een groot hoofd hebben door de enorme hoeveelheid hersenen die erin huist. Een nieuw Brits onderzoek zou namelijk uitwijzen dat baby’s met een groter hoofd een succesvolle toekomst tegemoet gaan. In ieder geval succesvoller dan kinderen met een klein exemplaar. Onjuist, concludeert Nieuwscheckers.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Het artikel van Metro Nieuws is gebaseerd op een onderzoek van the University of Edinburgh in samenwerking met de UK Biobank. Het onderzoeksteam heeft data van zo’n 100.000 mensen uit de UK Biobank gebruikt om de genomen van proefpersonen naast hun scores op cognitieve testen te leggen. “We ontdekten dat sommige eigenschappen die gelinkt zijn aan cognitieve vaardigheden een genetische overlap hebben met bepaalde lichamelijke en mentale ziektes. Maar ook dat cognitieve vaardigheden genetische overlap hebben met grootte van het brein, lichaamsmaten en opleidingsniveau”, aldus hoofdonderzoeker Ian Deary van de Universiteit van Edinburgh.
Succesvollere toekomst?
Volgens Metro Nieuws is ‘het nieuwe bewijs zelfs zo sterk dat de experts zeggen dat ze binnenkort aan het DNA van een baby kunnen zien of het later naar de universiteit zal gaan of niet’. Die beweringen zijn echter noch terug te vinden in het persbericht van de Universiteit van Edinburgh, noch in het onderzoek zelf. Nieuwscheckers legde het bericht van Metro Nieuws voor aan Saskia Hagenaars, een Nederlandse promovenda die als onderzoeker betrokken was bij het project. Zij kan zich niet vinden in de berichtgeving: “Wij hebben niet onderzocht of mensen met een groter hoofd intelligenter zijn of later naar de universiteit gaan. Wij hebben onder andere onderzocht of mensen met meer genetische varianten voor een bepaalde eigenschap (zoals hoofdomvang) beter scoren op intelligentietesten.” Ook heeft Metro Nieuws geen contact gezocht met een van de onderzoekers om het artikel te verifiëren. Hagenaars: “Helaas worden voorzichtige claims uit onderzoek vaak overdreven door de media.”
Waar heeft Metro Nieuws deze claims dan vandaan? Het onderzoek en het bijbehorende persbericht zijn al in januari 2016 naar buiten gebracht, terwijl het bericht van Metro van 19 september dateert. Alle andere berichtgeving stamt uit de periode waarin het onderzoek ook daadwerkelijk uitkwam. Op één uitzondering na: een bericht van The Independent, van 19 september 2016, waarin precies dezelfde uitspraken worden gedaan als in het bericht van Metro Nieuws. De suggestie dat Metro Nieuws louter het bericht van The Independent gebruikt heeft als bron, ligt uiteraard voor de hand. Helaas wilde Metro Nieuws niet reageren.
Uitbijters
Er kunnen echter ook vraagtekens gezet worden bij het onderzoek zelf. De onderzoekers geven toe dat het zó breed is, dat er ‘met zoveel verschillende conclusies weinig ruimte is om dieper op de afzonderlijke vlakken in te gaan’. Zijn de ontdekte correlaties dan wel zo veelzeggend?
Mijna Hadders-Algra, hoogleraar ontwikkelingsneurologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, verklaart dat er inderdaad een verband bestaat tussen omtrek van de schedel en cognitief functioneren. Dit zou echter alleen voor de groep ‘uitbijters’ gelden: de baby’s die in hun latere leven te kampen krijgen met ontwikkelingsstoornissen. “Kinderen met een relatief groot of klein hoofd hebben een grotere kans op cognitieve problemen’’, legt ze uit.
Dat betekent echter niet dat hoofdomvang ook een goede voorspeller is voor ontwikkeling van intellect bij kinderen zonder dergelijke problemen. “Wanneer je de uitbijters niet meerekent, wordt het verband tussen hoofdomvang en cognitief functioneren een stuk minder’’, aldus de hoogleraar. “Het is het dan ook een slechte indicator.’’
Omgevingsfactoren
Ontwikkelingspsycholoog Caspar van Lissa geeft een alternatieve verklaring voor ontwikkeling van intellect bij kinderen. Volgens hem moeten we rekening houden met zaken die niet in een gen opgeslagen liggen, zoals selectie-effecten en omgevingsfactoren. “Mensen uit bepaalde sociale kringen hebben beter voedsel, betere prenatale zorg, betere scholen en betere toegang tot universiteiten.’’
Van Lissa gaat verder: “Diezelfde selectie-effecten kunnen echter ook invloed hebben op de hoofdomtrek van kinderen bij de geboorte en het latere IQ.’’ Dat zou kunnen impliceren dat we te maken hebben met een vicieuze cirkel: mensen uit een goed milieu hebben betere voeding tot hun beschikking en krijgen daardoor sneller kinderen met grotere lichaamsmaten dan de lagere klassen. Deze groep heeft door factoren als een gunstige sociaaleconomische achtergrond meer kans om op de universiteit terecht te komen dan een kind uit een Afrikaans bergdorpje. Hoofdomtrek lijkt in dit licht eerder een product van welvaart dan een indicator van intellect.
Conclusie
Of genetische eigenschappen als hoofdomvang iets zeggen over later cognitief functioneren, daar zijn de meningen kortom behoorlijk over verdeeld. Feit blijft echter dat de conclusies uit de studie van de Universiteit van Edinburgh een stuk voorzichtiger en genuanceerder zijn dan Metro Nieuws doet voorkomen.
Foto: Rumpleteaser (Flickr, CC BY 2.0)