Agnes Jongerius, Europarlementariër van de Partij van de Arbeid, pleit voor een verbod op nul-urencontracten in heel Europa, vertelde zij recent bij NPO Radio 1. Volgens haar stelt ook de Europese Commissie dat Nederland ‘Europees kampioen’ is als het gaat om nul-urencontracten. Maar klopt dat ook volgens de cijfers?

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Bewering: Nederland is Europees kampioen flexwerken.

Oordeel: Ongefundeerd

Bron van de bewering

Op woensdag 1 mei was Europarlementariër Agnes Jongerius van de PvdA te gast bij NPO Radio 1. Daar vertelde zij over een campagne die de partij recent heeft gelanceerd: Nederland FlexwerklandOp de website staan persoonlijke verhalen van Nederlanders die flewerken, bijvoorbeeld een Uber-chauffeur en een productiemedewerker.

Jongerius pleit voor een verbod op nul-urencontracten in heel Europa. De reden daarvoor is dat met flexwerken “eigenlijk al het risico bij de werkenden komt te liggen. Nul-urencontracten leiden ertoe dat mensen begin van de maand niet weten hoeveel ze aan het eind van de maand verdiend hebben.”

Het flexwerken in Nederland loopt volgens Jongerius uit de hand. “Ook de Europese Commissie zegt ‘Nederland is in dit opzicht Europees kampioen’ en dat is echt niet iets om trots op te zijn.”

Wat zeggen de cijfers?

Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) stelt dat er geen standaard definitie bestaat voor ‘flexwerker’. In Nederland wordt over het algemeen gedoeld op werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Vaak worden ook zzp’ers als flexwerkers gezien. Een beleidsmedewerker van de PvdA laat per mail weten dat zij dezelfde categorieën hanteren als het CBS, die te zien zijn op onderstaande afbeelding.

In Europees verband worden met flexwerkers mensen bedoeld die een contract voor een bepaalde tijd hebben (tijdelijke werknemers) en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Oproep- en uitzendkrachten met een vast contract worden niet meegerekend.

Dat betekent dat de Europese Unie een andere definitie van flexwerk hanteert dan gebruikelijk is in Nederland. Het CBS zegt daarover het volgende:

“Het verschil zit hierin dat de EU enkel naar het contract kijkt: is dat vast of tijdelijk? In Nederland zijn zowel het contract als de contracturen bepalend. Bovendien worden uitzendkrachten en oproepkrachten, ongeacht deze kenmerken, tot de flexwerkers gerekend. Het EU-cijfer over tijdelijk werk in Nederland ligt daarom lager dan het CBS-cijfer over werknemers met een flexibele arbeidsrelatie.”

Uit de Europese cijfers van flexwerkers in de EU blijkt dat Nederland niet bovenaan staat, maar op de vierde plek met 30,3 procent. Polen staat op nummer 1 (34,6%), gevolgd door Spanje (33,2%) en Griekenland (30,3%). Daar zijn oproep- en uitzendkrachten met een vast contract dus niet meegerekend. Maar let op: de meest recente Europese cijfers komen uit 2017.



Toename flexwerk in Nederland

Maar hoeveel flexwerkers zijn er dan in Nederland, als je oproep- en uitzendkrachten met vast contract erbij optelt? Uit de meest recente cijfers van de Flexbarometer van het CBS blijkt dat 34,6 procent van de werkenden in Nederland flexwerker is (flexibel werk en ZZP’ers samen). Dat is dus een hoger getal dan hierboven staat, omdat hierbij wel is gekeken naar het aantal oproep- en uitzendkrachten met een vast contract. Het is niet bekend hoeveel mensen in andere EU-landen flexwerk doen met een vast contract.

Een belangrijke ontwikkeling: de Europese cijfers laten zien dat flexwerken de afgelopen jaren is toegenomen en het Nederlandse aandeel het hardst is gestegen met 6,1 procentpunt in tien jaar. Wat betreft de groei in het aandeel flexwerkers, steekt Nederland met kop en schouders uit boven alle andere EU-landen. Terwijl in Spanje en Polen – waar volgens de Europese cijfers meer flexwerkers zijn – het aandeel juist gedaald is.



Ook de Europese Commissie benoemt in een recent landenrapport dat het aandeel flexwerk toeneemt op de Nederlandse arbeidsmarkt:

“Zowel het aantal tijdelijke werknemers als het aantal zelfstandigen zonder personeel is de laatste tien jaar aanzienlijk toegenomen. De tendens naar flexibele dienstbetrekkingen wordt in belangrijke mate gestimuleerd door uiteenlopende institutionele factoren, zoals een gunstige fiscale behandeling (voor de zelfstandigen zonder personeel) en verschillen in de wetgeving op het gebied van sociale verzekeringen, alsook grote verschillen in de arbeids- en ontslagbeschermingsregels voor vaste en tijdelijke contracten.”

In het document staat echter niets over Nederland als Europees kampioen ‘flexwerken’. Er wordt geen vergelijking gemaakt met andere landen. Het document is hier te vinden (PDF).

‘Super eenvoudig is het niet’

Gerrard Boot, hoogleraar arbeidsrecht aan Universiteit Leiden, vertelt dat het moeilijk is om na te gaan of Nederland daadwerkelijk ‘Europees kampioen flexwerken’ is. “Super eenvoudig is het niet, omdat er geen eenduidige definitie voor flexwerken is. Ook valt natuurlijk te bediscussiëren wat er met ‘kampioen’ wordt bedoeld.” Volgens Boot is het moeilijk om te claimen dat Nederland nummer één is, maar is het onomstreden dat Nederland deel uitmaakt van de absolute top. “Bovendien stijgt het aandeel flexwerk het snelst in Nederland. Er is echt wel een probleem.”

Conclusie

De recentste cijfers van Eurostat laten zien dat het aandeel flexwerkers in Polen, Spanje en Griekenland groter is dan in Nederland. Volgens deze cijfers is Nederland dus geen Europees kampioen flexwerken.

Maar Eurostat laat oproep- en uitzendkrachten met vast contract buiten beschouwing. Omdat er geen cijfers uit andere landen zijn over de hoeveelheid oproep- en uitzendkrachten met vast contract, is niet te zeggen of Nederland Europees kampioen flexwerken is.

Bovendien zijn de recentste cijfers uit 2017. Het land waar flexwerken de afgelopen jaren het meest is toegenomen, is Nederland. Aangezien de Europese cijfers van 2018 nog niet bekend zijn en er de laatste tien jaar een grote toename van het aantal flexwerkers in Nederland was – terwijl er in Spanje en Polen juist een afname was – is het niet uitgesloten dat de positie van Nederland inmiddels is veranderd.

We beschouwen de bewering daarom als ongefundeerd.

Update 5 juni 2019, 11.45 uur: In een eerdere versie van dit stuk schreven we dat in de Europese cijfers over flexwerk oproep- en uitzendkrachten niet worden meegerekend. Dit klopt niet, alleen oproep- en uitzendkrachten met een vast contract zijn niet meegenomen in de Europese cijfers. Dit is volgens het CBS slechts een klein deel van alle oproep- en uitzendkrachten.

Update 7 juni 2019, 09.45 uur: Inmiddels heeft het CBS ook cijfers beschikbaar gesteld over flexwerken in 2018. Polen staat nog steeds op de eerste plaats, gevolgd door Spanje. Nederland is van de vierde naar de derde plek geschoven. Dat betekent dat Nederland nog steeds geen koploper is. Wel blijkt ook uit de nieuwste cijfers van de periode 2008-2018 dat het aandeel in flexwerkers van alle EU-landen het hardst gegroeid is in Nederland (4,7 procentpunt).


Wil je geen enkele factcheck van ons missen? En wil je op de hoogte blijven van nieuws en onderzoek naar nepnieuws, desinformatie en factchecken? Meld je dan aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van Nieuwscheckers.

fiorellaopromolla

Fiorella Opromolla

Redacteur van Nieuwscheckers 2018-2019.
Profiel-pagina