Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Bewering

Onder tien jaar Rutte verloren gepensioneerden 25 procent aan koopkracht.

Oordeel

Onwaar

Bron van de bewering

Dinsdagmiddag 14 december 2021 debatteerde de Tweede Kamer over de Najaarsnota van 2021. In de Najaarsnota informeert de minister van Financiën de Kamerleden over de inkomsten en uitgaven van het Rijk. De Kamerleden debatteren vervolgens over de manier waarop de begroting is uitgevoerd.

Tijdens dit debat kaartte PVV-Kamerlid Tony van Dijck de koopkracht aan. Volgens Van Dijck besteedt de minister van Financiën namelijk te veel geld aan zaken als het klimaat en het opvangen van asielzoekers en te weinig aan de problemen van de gewone man en vrouw. In dit licht deed hij de volgende uitspraak:

‘Onder tien jaar Rutte verdubbelde de energiebelasting, stegen de huren met 35 procent en verloren gepensioneerden 25 procent aan koopkracht.’

Waarom is dit niet waar?

Koopkracht geeft aan wat huishoudens met hun inkomen kunnen kopen. Hoe groot de koopkrachtverandering ten opzichte van het jaar ervoor is, hangt af van de soort koopkracht die je berekent. Marjan Verberk-de Kruik, senior wetenschappelijk medewerker bij het NIBUD, legt uit dat er twee soorten koopkracht zijn: statische en dynamische. ‘Bij statische koopkracht ga je ervan uit dat de situatie in een huishouden niet verandert. Ze blijven in dezelfde woning, ze krijgen geen kinderen en ze worden niet ouder.’ In de berekening van de statische koopkracht worden daarom slechts drie dingen meegenomen: het beleid, de loonontwikkeling en de inflatie.

‘De loonontwikkeling van gepensioneerden bestaat uit de verhoging van de AOW en de indexatie van de aanvullende pensioenen’, vertelt Verberk – de Kruik. ‘De AOW stijgt twee keer per jaar. Dat is gekoppeld aan het minimumloon. De overheid bepaalt hoeveel het minimumloon stijgt en dan stijgt de AOW in die mate mee. Bij aanvullende pensioenen kijken we of deze geïndexeerd worden of niet.’ Dit betekent dat de pensioenen ongeveer net zo veel zouden moeten stijgen als de prijzen. En dat is de afgelopen jaren niet gebeurd.

Om te kunnen indexeren moeten pensioenfondsen namelijk voldoende geld in kas hebben. Voor elke euro aan toegezegd pensioen moeten ze 1,10 euro in kas hebben. En dat is bij de meeste pensioenfondsen al jaren niet het geval. ‘Omdat de prijzen wel stijgen, kun je dan minder kopen van je pensioen’, aldus Verberk – de Kruik.

Koen Caminada, hoogleraar Empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving aan de Universiteit Leiden, benadrukt dat de koopkracht van gepensioneerden ook door tal van andere zaken wordt beïnvloed. ‘Er zijn veel meer determinanten, zoals inkomen uit vermogen, eventueel wat inkomen uit arbeid en zo meer.’ Wanneer je al deze inkomensbestanddelen meeneemt, bereken je de dynamische koopkracht.

Het CBS en de Universiteit Leiden hebben dit voor de periode 1977 – 2019 gedaan in het rapport Inkomen verdeeld, trends 1977 – 2019. ‘Wij hebben de berekeningen uitgevoerd voor alle ongeveer zeven miljoen huishoudens’, vertelt Caminada. ‘In deze publicatie zijn dan ook de meest recente en betrouwbare gegevens over de inkomensontwikkeling van Nederland te vinden.’

Koopkrachtontwikkeling CBS
Bron CBS

Uit dit onderzoeksrapport blijkt dat de koopkracht van gepensioneerden in de periode 2009 – 2019 is afgenomen met 4,7 procent. Dit percentage is de doorsneekoopkrachtontwikkeling. Het betreft de middelste van de naar grootte gerangschikte koopkrachtontwikkeling van alle gepensioneerden.

‘Omdat het over een doorsnee ontwikkeling gaat, is er sprake van veel spreiding’, legt Kai Gidding uit, coördinator cluster inkomen en vermogen bij het CBS. ‘Er zullen gepensioneerden zijn die in 2019 meer koopkracht hadden dan in 2009 en er zullen er zijn die in 2019 veel minder koopkracht hadden dan in 2009. Dat er gepensioneerden zijn die in 2019 25 procent minder koopkracht hadden dan in 2009 is mogelijk, maar uit onze cijfers volgt dit niet als generiek feit voor alle gepensioneerden’, aldus Gidding.

Later in het debat nuanceert van Dijck zijn uitspraak over het koopkrachtverlies. Hij spreekt dan over de koopkracht op pensioenen in plaats van de koopkracht van gepensioneerden in zijn geheel. ‘Gepensioneerden hebben sinds 2008 al twintig tot 25 procent aan koopkracht op hun pensioen ingeleverd.’ Uit onderzoek van het Financieel Dagblad blijkt dat dit bij vier van de vijf grootste pensioenfondsen inderdaad het geval is. De pensioenfondsen hebben niet genoeg geld in kas om te kunnen indexeren, waardoor ze tot wel 25 procent aan indexatieachterstand hebben. Hierdoor is de koopkracht op aanvullende pensioenen gedaald.

Conclusie

De aanvullende pensioenen zijn al jaren niet geïndexeerd. Uit onderzoek van het Financieel Dagblad blijkt dat pensioenfondsen een indexatieachterstand tot wel 25 procent hebben. Hierdoor kunnen gepensioneerden minder kopen van hun aanvullende pensioen.

Het koopkrachtverlies van gepensioneerden in zijn geheel ligt lager, omdat de koopkracht ook door andere factoren beïnvloed wordt. Uit berekeningen van het CBS en de Universiteit Leiden blijkt dat de koopkracht van gepensioneerden onder tien jaar Rutte niet met 25 procent maar met 4,7 procent gedaald is. Omdat dit de doorsneekoopkrachtontwikkeling is van gepensioneerden, is er veel spreiding. Een daling van 25 procent is mogelijk in individuele gevallen, maar dit geldt niet voor de groep als geheel.

Bronnen

  • Caminada, K., Jongen, E., Bos, W., Brakel, M. van den, & Otten, F. (2021). Inkomen verdeeld, trends 1977-2019. Heerlen / Leiden: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) / Universiteit Leiden. Verkregen van https://hdl.handle.net/1887/3216933
Placeholder-female-2x

Elsa Kannekens

Student

Student van de master Journalistiek en Nieuwe Media, Universiteit Leiden 2021-2022.
Profiel-pagina