Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Bewering
Het gaat goed met de Nederlandse natuur, want volgens de Living Planet Index is de biodiversiteit in Nederland sinds 1990 met ruim 5% gestegen.
Oordeel
Onwaar.
Bron van de bewering
De afgelopen tijd debatteerde de Tweede Kamer over het instellen van een stikstoffonds, dat onder meer bedoeld is om de natuur in Nederland te beschermen en herstellen. Volgens FVD-Kamerlid Gideon van Meijeren is dat nergens voor nodig, omdat het helemaal niet slecht gaat met de Nederlandse natuur.
Tijdens het Tweede Kamerdebat van 19 april over het stikstoffonds zei Van Meijeren:
“Uit de bosinventarisaties van de Wageningen Universiteit blijkt zelfs dat onze bossen er beter aan toe zijn dan ooit gemeten. Volgens de internationaal gerenommeerde Living Planet Index is de biodiversiteit in Nederland sinds 1990 met ruim 5% gestegen. Er is dus geen enkele reden voor angst of paniek. Het gaat goed met onze natuur.”
Eerder concludeerden we in een factcheck dat het niet klopt dat het beter dan ooit gaat met de Nederlandse bossen. Maar ook zijn bewering over de Living Planet Index is onjuist.
Waarom is dit onwaar?
Van Meijeren baseert zich op verouderde gegevens. Op 28 maart 2022 publiceerde het Compendium voor de Leefomgeving (CLO) inderdaad een bericht dat de Living Planet Index (LPI) in de periode 1990-2020 met 5% gestegen was. Een jaar later werd dit bijgesteld naar 2,9% over deze periode. Ondertussen daalde de LPI nog iets verder, naar 2,2% in 2021. Dat is dus ruim de helft minder, maar nog wel een stijging.
Deze lichte groei van de LPI wil niet zeggen dat het goed gaat met alle natuur in Nederland.
Hoe werkt de Living Planet Index?
De Living Planet Index (LPI) is een maatstaf voor de biodiversiteit. Hoe hoger de biodiversiteit van een bepaald gebied, hoe groter de verscheidenheid van leven. Een hoge biodiversiteit is op lange termijn gunstig voor zowel de natuur als de landbouw. Gevarieerde omgevingen zijn bijvoorbeeld beter bestand tegen ziekten of plagen en kunnen beter tegen een stootje in geval van storm of droogte.
De LPI geeft weer hoe de populaties van diersoorten zich ontwikkelen. De aanpak lijkt een beetje op die van een beursindex: door de beurswaarde van een vaste groep bedrijven te volgen, krijg je een cijfer dat aangeeft hoe goed het op de beurs gaat.
De LPI werkt vergelijkbaar: van een vaste verzameling diersoorten wordt de groei (of afname) van het aantal dieren ieder jaar bijgehouden. Dat lijkt misschien vreemd, omdat je ook zou kunnen proberen het totale aantal soorten ieder jaar te tellen. Dit zegt echter niet zoveel, omdat het zelden voorkomt dat soorten volledig uitsterven of helemaal nieuw zijn in Nederland.
De LPI monitort daarom een grote groep diersoorten, voor heel Nederland zijn dat er 351. Daarbij gaat het om “vrijwel alle inheemse soorten broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen, alsmede van een aanzienlijk deel van de soorten zoogdieren en zoetwatervissen,” zo lezen we op de site van het CLO.
Belangrijk punt is dat iedere soort even zwaar telt. Maken we weer de vergelijking met een beurskoers, dan is het in principe zo dat als een groot bedrijf licht groeit terwijl een paar kleine bedrijven enorm krimpen, het toch zo kan zijn dat de totale beurswaarde toeneemt.
Zo werkt het niet met de LPI, want die maakt geen onderscheid in grootte. Met de LPI is er in deze situatie juist sprake van een algemene daling. Meerdere diersoorten hebben het immers zwaar, terwijl het met maar eentje goed gaat. Dit principe werkt net zo goed de andere kant op: als een paar zeldzame soorten het relatief erg goed doen terwijl een veel voorkomende soort in omvang afneemt, is dat gunstig voor de LPI.
Gebieden waar de LPI daalt
De LPI voor heel Nederland is in 2021 ten opzichte van 1990 dus gestegen met 2,2%. Dat suggereert dat het goed gaat met de natuur. Maar dat geldt niet voor alle gebieden.Het meest relevant voor het stikstofdebat is natuurlijk de categorie “fauna in agrarisch gebied”. Hier zien we voor de LPI een afname van 44%. De LPI van andere gebieden die lijden onder stikstof is ook flink gedaald. Zowel in de duinen als op de heide is de LPI met ruim 60% achteruitgegaan.
Dit zijn forse afnames, vooral als je bedenkt dat de LPI over heel Nederland blijkbaar toch iets is toegenomen. Arco van Strien, als onderzoeker bij het CBS verantwoordelijk voor het verwerken van de data voor de LPI, licht dit nader toe: “De gevonden toename komt vooral doordat soorten van zoet water zijn vooruitgegaan als gevolg van de verbeteringen van de waterkwaliteit. Verder heeft een aantal soorten sterk geprofiteerd van herstelmaatregelen.“
Wat de LPI zegt over de staat van de natuur
Van Strien geeft ook aan dat je op basis van de LPI niet zomaar kan concluderen dat het goed gaat met de natuur: “De LPI beschrijft alleen de veranderingen in biodiversiteit sinds 1990. Of de kwaliteit van de natuur op orde is, is daarmee niet te zeggen. Zo voldoen veel wateren nog niet aan de normen van de Europese Kaderrichtlijn Water, ook al is de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd.”
Een ander punt is dat de LPI de huidige situatie vergelijkt met 1990, terwijl juist voor 1990 sprake is geweest van grote achteruitgang van de LPI, zo meldt het recentste Living Planet Rapport [pdf]. Als voorbeeld noemt het rapport de broedvogels van het boerenland, die tussen 1960 en 1990 met ruim 70% zijn afgenomen.
Het rapport benadrukt ook dat gewervelde dieren in de LPI zijn oververtegenwoordigd, door de beschikbaarheid van gegevens, terwijl insecten juist relatief weinig meetellen, door gebrek aan gegevens. “Vrijwel zeker is dat de LPI er negatiever zou uitzien als er meer insectengroepen in waren opgenomen”, meldt het rapport.
Als laatste is de LPI maar één indicator voor biodiversiteit. Een andere indicator is de Rode Lijst, die bijhoudt welke soorten (ernstig) bedreigd worden. Anders dan de LPI laat deze een gemengd beeld zien. Enerzijds is het aantal bedreigde dier- en plantensoorten sinds 1995 licht gestegen. Anderzijds is de mate waarin deze worden bedreigd wel afgenomen.
Op de site van het CLO staat een overzicht van nog meer indicatoren. Uit alleen het feit dat de LPI stijgt kun je dus niet zomaar concluderen dat “de biodiversiteit” dat ook doet.
Dergelijke kanttekeningen worden vaker vergeten. NRC kaartte onlangs vergelijkbare punten aan in een recensie van het boek ‘De stikstoffuik’ van Arnout Jaspers.
Conclusie
De toename van de Nederlandse Living Planet Index sinds 1990 is niet 5%, zoals Van Meijeren beweerde tijdens een debat in de Tweede Kamer. Volgens de recentste cijfers is het ongeveer 2.2%. Deze groei betekent niet dat het goed gaat met alle natuur in Nederland. In agrarische gebieden, de duinen en heide is juist sprake van een afname van LPI.