Door het toenemende aantal universitaire werknemers met een tijdelijk contract daalt de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap. Dat is de strekking van het nieuwsbericht dat op 20 september op de website van Trouw verscheen. Nederland viel onlangs uit de top 5 van de meest concurrerende landen, terwijl het aantal flexwerkers op universiteiten gemiddeld is toegenomen tot 40,7 procent. Is er een verband? Nieuwscheckers pleegde wederhoor bij de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en ontdekte dat harde bewijzen nagenoeg onvindbaar zijn.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
De vakorganisatie van academisch personeel (VAWO) luidde in Trouw de noodklok. Uit hun eigen onderzoek blijkt dat het aantal wetenschappers met een tijdelijke aanstelling in acht jaar tijd fors is toegenomen. De stijging van het aantal ‘flexwetenschappers’ bedreigt volgens de VAWO het Nederlandse onderzoeksklimaat en leidt tot verschraling en uitholling van de wetenschap. Verrassend genoeg blijft hard bewijs voor het stellige oordeel van de VAWO uit. Is het werkelijk zo slecht gesteld met het niveau van de Nederlandse wetenschap of is er ook een ander verhaal?
Het artikel: bevestiging van het oordeel van de VAWO
Trouw-journaliste Laura van Baars lijkt voornamelijk af te zijn gegaan op het oordeel van de VAWO en op bronnen die dit oordeel kunnen bevestigen. De personeelsorganisatie is inderdaad, ook tegen Nieuwscheckers, kritisch over het niveau van de Nederlandse wetenschap en de internationale ranglijsten die gebruikt worden om dit niveau te meten. VAWO: “Wanneer het tijdelijke contract van een wetenschapper afloopt, wordt deze onderzoeker direct aan de kant gezet. Het geld dat er is, gaat naar vaste contracten voor buitenlandse onderzoekers die veel publicaties op hun naam hebben staan en dus snel hoogleraar kunnen worden. Dit is goed voor de positie van universiteiten op internationale rankings.” Volgens de organisatie zijn deze internationale ranglijsten subjectief en geven zij een vertekend beeld van onze onderzoeksinstituten.
De journaliste onderbouwt bovenstaand oordeel van de VAWO in het artikel met voorbeelden uit de wetenschappelijke praktijk. Zo blijkt dat steeds meer jonge onderzoekers niet meer aan wetenschap bedrijven toekomen, maar alleen worden binnengehaald om onderwijs te geven. Hoewel zij wel refereert aan een kritische noot van de VSNU, heeft deze kanttekening geen invloed op de strekking van het artikel. Een gemiste kans, want de VSNU heeft argumenten voor de stelling dat de huidige flexibilisering níet leidt tot verschraling van de wetenschap.
De andere kant van het verhaal
Bastiaan Verweij, woordvoerder van de VSNU, vertelt Nieuwscheckers dat uit cijfers en publicaties helemaal niet blijkt dat de wetenschap in Nederland wordt uitgehold. Het aantal tijdelijke contracten is inderdaad gestegen, maar de inzet van het wetenschappelijk personeel voor onderzoek is tussen 2000 en 2011 fors toegenomen. Daarnaast is het aantal publicaties van Nederlandse onderzoekers de afgelopen jaren met 30% gestegen en bevinden de Nederlandse universiteiten zich hoog in verschillende internationale ranglijsten. Natuurlijk valt er genoeg af te dingen op deze lijsten, maar als alle universiteiten op dezelfde (subjectieve) manier worden beoordeeld, zegt die rangschikking wel degelijk iets, beaamt ook de VAWO.
Bovendien is het volgens de VSNU niet gezegd dat een tijdelijk contract slecht is voor het onderzoeksklimaat: “Tijdelijke contracten kunnen de wetenschap zelfs stimuleren. Door flexibilisering wordt enerzijds sneller nieuw talent aangeboord en blijft anderzijds de drang om te presteren onder wetenschappers hoog.” VSNU meldde daarnaast aan NRC NEXT dat een deel van de stijging van het aantal tijdelijke contracten het gevolg is van het zogenaamde ‘tenure trackbeleid’. Door dit beleid krijgen talentvolle postdocs een tijdelijk contract voor zes jaar. Als ze voldoen, krijgen ze een vast contract. Hoewel dit beleid niet de gehele stijging van het aantal tijdelijke contracten verklaart, moet dit bij de berekening wel worden meegenomen.
Ook uit cijfers van het ministerie van OC&W blijkt dat er geen reden is tot zorg over de kwaliteit van onze wetenschap. De kwaliteit van de wetenschap wordt vaak bepaald aan de hand van het aantal citaties dat onderzoek krijgt in andere publicaties. Uit deze zogenaamde citatie-impact score blijkt dat de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap relatief hoog is: de score lag in de periode 2008-2011 47% boven het mondiale gemiddelde. Hoewel de citatie-impact score niet voor iedere wetenschappelijke sector exact kan worden uitgerekend, geeft het wel een indicatie van de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap.
Reactie van journalist: “Geen gegronde reden om niet te plaatsen”
Hard bewijs voor de uitspraak dat de kwaliteit van de wetenschap achteruit gaat is nagenoeg onvindbaar. Trouw-journaliste Laura van Baars vertelt ons dat het artikel tot stand is gekomen naar aanleiding van het oordeel van de VAWO en het feit dat Nederland niet meer tot de top 5 van meest concurrerende economieën behoort: “Flexibilisering lijkt de wetenschappelijke sector meer te raken dan andere sectoren. Ook mijn bronnen vanuit de wetenschappelijke praktijk konden dit verhaal bevestigen. Ik vond dat dit probleem aangestipt moest worden.”
Toch kan Van Baars niet ontkennen dat er ook een andere kant van het verhaal is: “Jullie hebben gelijk dat er inderdaad geen hard bewijs is voor de uitspraak van de VAWO. Wanneer je als journalist geen hard bewijs hebt voor een uitspraak, maar wel het vermoeden hebt dat hier een kern van waarheid in zit, moet je een afweging maken. Is er een gegronde reden om het niet te plaatsen? Aangezien mijn bronnen mij konden bevestigen dat de kenniseconomie in Nederland hapert, was deze reden er voor mij niet.”
Trouw heeft de dag na het artikel, op 21 september 2013, een interview met Sibrand Poppema in de krant gepubliceerd. Poppema is bestuursvoorzitter van de Rijksuniversiteit Groningen en is binnen de VSNU belast met het personeelsbeleid. Het is een vorm van wederhoor, maar wel een late.