“Een op de vijf kinderen is ontevreden met zichzelf”, kopte het ANP op 4 maart. Nu.nl, het ADDe Telegraaf en andere media namen het bericht over.  De bron wekt vertrouwen: het grootschalige Ga voor gezond!-onderzoek van nationaal gezondheidsinstituut NIGZ. Maar hoe serieus moeten we deze cijfers nemen? Nieuwscheckers vroeg het onderzoeksrapport op en ontdekte dat het percentage ontevreden kinderen veel lager is: niet een op de vijf, maar minder dan een op de twintig. Ook de bewering dat een kwart van de kinderen een allergie heeft, is dubieus.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) stuurde een vragenlijst naar 10.550 kinderen van 4 tot en met 12 jaar, 321 leerkrachten en 599 ouders. De stelling “Ik ben blij met wie ik ben” werd alleen voorgelegd aan kinderen van groep 4 tot en met 8. 76,6 procent antwoordde ‘ja!’, 14,5 procent ‘ja, een beetje’ en 8,2 procent  ‘soms wel, soms niet’. Slechts 2,0 procent gaf als antwoord ‘nee, niet echt’ en 2,7 procent zei ‘nee!’. Dit komt er op neer dat 4,7 procent een ontkennend antwoord geeft, terwijl 8,2 procent twijfelt. Daarnaast werd aan leerkrachten de stelling “De kinderen in mijn groep zijn over het algemeen tevreden met zichzelf” voorgelegd. 80,1 procent van de ondervraagden antwoordde hierop positief.

Rekenfoutjes

Bij het narekenen ontdekte Nieuwscheckers echter een foutje. Het onderzoeksrapport bestaat uit vijf kolommen: jongens / meisjes, autochtonen / allochtonen en totaal. Ieder kind hoort dus in drie van deze kolommen te worden meegeteld, maar blijkbaar is dit niet het geval: voor de kinderen uit groep 4 tot en met 8 zijn de totaalaantallen van deze drie groepen respectievelijk 9254, 9245 en 9492.  I. de Gouw, projectmanager bij het NIGZ, bevestigt dat het eigenlijke aantal kinderen 9245 is, het totaal van de kolommen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’ dus. De cijfers die Nieuwscheckers noemt, zijn daarom afkomstig uit deze twee kolommen.

Afgaande op de antwoorden van de kinderen klopt het dus niet dat maar 80 procent tevreden is met zichzelf: dit moet 87,1 procent zijn. Slechts 4,7 procent is niet echt of helemaal niet tevreden met zichzelf – veel minder dus dan een op de vijf. Volgens De Gouw is er echter voor gekozen om de antwoorden van de leerkrachten ook mee te laten tellen. Maar de vraag die de leerkrachten beantwoorden, gaat over de hele klas. Wanneer in een klas slechts enkele kinderen zitten die erg onzeker over zichzelf zijn, zou een leerkracht dus nog steeds ‘ja’ kunnen invullen. De antwoorden van de ouders daarentegen zijn buiten beschouwing gelaten – en van hen gelooft 91,8% dat zijn of haar kind tevreden is met zichzelf. Op de vraag wat hier de reden van is, is De Gouw helaas niet meer ingegaan.

Kinderen met een allergie

Ook de NIGZ-bewering dat 25 procent van de kinderen een allergie heeft, is dubieus. De antwoorden van kinderen liggen op dit gebied namelijk mijlenver van de antwoorden van de ouders. Ook tussen kinderen van verschillende leeftijdsgroepen bestaan grote verschillen. 14,9 procent van de ouders zegt een kind te hebben met een allergie. Dit steekt mager af bij het oordeel van hun kroost zelf: maar liefst 37 procent van de kinderen uit groep 4 tot en met 8 denkt ergens allergisch voor te zijn, evenals 24,5 procent uit groep 1 tot en met 3. Het gemiddelde van alle kinderen ligt op 35,6 procent. Dit komt dus niet overeen met de conclusies van het NIGZ, dat desondanks het gemiddelde van alle kinderen zegt te hebben genomen.

Volgens Ewoud Dubois, hoogleraar Kinderallergologie aan het Universitair Medisch Centrum in Groningen, is het moeilijk om exact te zeggen hoeveel mensen een allergie hebben. Hij legt uit dat er een groot verschil is tussen het fenomeen ‘allergie’ en het fenomeen ‘sensibilisatie’. Wie een verhoogde sensibilisatie heeft (volgens Dubois zeker rond de 45 procent van de kinderen), heeft een verhoogde kans om allergisch te worden, maar dit hoeft niet zo te zijn. Daarnaast kunnen overgevoelige reacties ook voorkomen zonder dat er sprake is van een allergie. Dubois beklemtoont dat het erg lastig is om precies te weten te komen hoeveel kinderen er precies een allergie hebben.

In het geval van de test van het NIGZ moesten kinderen zelf invullen of ze al dan niet allergisch waren. Dubois benadrukt dat het voor mensen erg lastig is om aan te geven of ze een allergie hebben of niet. Een onderzoek dat binnenkort gepubliceerd wordt, wees uit dat 10 procent van de jongeren zichzelf onterecht een allergie toebedeelt. Dit onderzoek werd weliswaar uitgevoerd op een middelbare school, maar het is niet waarschijnlijk dat jongere kinderen beter op de hoogte zijn van hun allergieën.

Ook Marjan Kerkhof, epidemiologe aan het UMCG, kan niet met zekerheid zeggen hoeveel kinderen aan een allergie lijden. Percentages spreekt ze zeer voorzichtig en met drie slagen om de arm uit: “15 procent heeft eczeem, 10 procent astma en veel kinderen krijgen vanaf de basisschool hooikoorts.” Het hooikoortspercentage is onder 20-jarigen langzaamaan gestegen tot pakweg 30 à 40 procent. Yola de Vries, secretaris van de Vereniging van Allergiepatiënten, durft wel exacte getallen te noemen, maar die zijn weer veel lager: 4 tot 8 procent.

Reactie van het ANP
Waarom heeft het ANP de twijfelachtige cijfers uit het NIGZ-persbericht overgenomen? Rennie Rijpma, chef van de redactie Binnenland bij het ANP, vertelt dat de schrijfster van het bericht gewoonlijk altijd de onderzoeksrapporten van dergelijke onderzoeken opvraagt en controleert. Dit specifieke bericht kon ze zich helaas niet meer herinneren, maar volgens Rijpma denkt ze dat ze haar gewoonlijke werkwijze heeft gevolgd. Rijpma: “Ze heeft de conclusies van het NIGZ gevolgd en niet haar eigen conclusies getrokken.”