Het tijdperk van olie loopt op zijn eind, de bronnen raken leeg. De zoektocht naar alternatieve en meer milieuvriendelijke energiebronnen is in volle gang. Een van die alternatieven is biobrandstof: brandstof gemaakt uit biomassa zoals plantresten en ander organisch materiaal. Onderzoekers van de Universiteit Twente melden begin september een doorbraak: biobrandstof uit landbouwafval. De NOS doet verslag, maar schetst daarbij een te rooskleurig beeld.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
De NOS meldt op 4 september op het NOS journaal en op NOS.nl een doorbraak op het gebied van de productie van biobrandstof. Twentse onderzoekers zijn erin geslaagd om van landbouwafval een olie te maken die dezelfde eigenschappen heeft als ruwe aardolie en daardoor ook kan worden verwerkt in raffinaderijen.
Energiecorrespondent Bram Schilham schetst een zeer positief en hoopvol beeld voor de toekomst. Biobrandstof zal in tegenstelling tot fossiele brandstof milieuvriendelijker en op grote schaal geproduceerd kunnen worden. Daarnaast komen onze eigen voedselbronnen en natuurgebieden niet in gevaar. Maar is deze visie wel terecht?
“Biobrandstof draagt minder bij aan de uitstoot van broeikasgas en klimaatverandering,” schrijft Schilham op NOS.nl. De vraag is of dit statement waar is. Geldt dit ook voor de Twentse methode? Het artikel legt niet uit waarom bij de Twentse methode minder CO2 vrij komt. Sascha Kersten, wetenschapper aan de Universiteit Twente en betrokken bij dit project, geeft telefonisch uitleg: “Je kan uitrekenen hoeveel CO2 er wordt uitgestoten in het hele productieproces. Wij hebben zelf ook een beetje gerekend en weten dat onze route minder CO2 uitstoot dan bijvoorbeeld het hele productieproces rondom aardolie.”
Esther van der Voet, biobrandstofexpert verbonden aan het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden, legt uit wat “een beetje rekenen” inhoudt. Er zijn nogal wat addertjes onder het gras bij zo’n berekening. “Het bekende trucje is dat de CO2 die vrij komt uit planten tijdens het productieproces niet wordt meegeteld. Tijdens de groei van de plant wordt er namelijk evenveel CO2 vastgelegd. Bij de verbranding van olie gebeurt eigenlijk precies hetzelfde, alleen is de CO2 zo lang geleden vastgelegd dat we het zijn vergeten. De vrijgekomen CO2 wordt hier dus wel meegerekend.” Ook wordt volgens Van der Voet geen rekening gehouden met de CO2 die vrijkomt door de landbouw. “Omdat er wordt gewerkt met afval, worden de landbouwemissies niet meegeteld. Het is het eerlijkst als er eerst wordt uitgerekend hoe groot het deel is dat wordt gebruikt voor de biobrandstofproductie. Vervolgens moet een vergelijkbaar deel van de CO2 vrijgekomen bij het landbouwproces ook worden meegenomen in de Twentse berekening.”
De berekeningen rondom de uitstoot van CO2 bij de productie van biobrandstof zijn dus omstreden. De Twentse onderzoekers zijn dan ook voorzichtig met uitspraken daarover. Maar waarom staat er in het artikel op NOS.nl dan: “Biobrandstof draagt minder bij aan de uitstoot van broeikasgas en klimaatverandering”? Deze uitspraak behoort volgens Schilham tot “de algemene aannames” over biobrandstof. “Voor de Twentse methode geldt deze uitspraak zeker omdat er wordt gewerkt met landbouwafval dat toch nergens anders voor wordt gebruikt.”
Voor de toekomst hebben de Twentse onderzoekers grote plannen, getuige een citaat op NOS.nl: “De nieuwe techniek maakt de weg vrij voor grootschalige productie van benzine, diesel en kerosine op basis van bio-olie. Over tien tot vijftien jaar zou 20 procent van de transportbrandstoffen daarmee kunnen worden gemaakt.” Verrassend genoeg plaatst Sascha Kersten aan de telefoon zelf een kanttekening bij deze opmerking: “De vraag is ook of het reëel is om al het plantafval te verzamelen, er gaan veel transportkosten in zitten laat staan brandstof voor het transport.” Ook Van der Voet zet haar vraagtekens bij deze uitspraak. “Misschien wordt de tien procent gehaald, maar mijn schatting ligt eerder in de buurt van de vijf procent.”
Experts op het gebied van biobrandstof zijn kritisch en zelfs de Twentse onderzoekers zijn in tweede instantie voorzichtig. Waarom ontbreekt deze kritische toon in de verslaggeving van de NOS? Schilham beantwoordt de vraag zelf als hij uitleg geeft over zijn bronnen: “We hebben het artikel voornamelijk gebaseerd op de uitspraken van de onderzoekers van de Universiteit van Twente.” Dat andere wetenschappers kanttekeningen plaatsen, verbaast Schilham niet: “Er zijn altijd verschillende opvattingen. De uitspraken zijn enigszins onderzocht en niet als onwaar bevonden.”
Het artikel moet dus opgevat worden als een verzameling uitspraken van de Twentse onderzoekers. “De opvattingen en voorspellingen zijn niet als feitelijk gepresenteerd,” zegt Schilham. Maar doordat de opvattingen en voorspellingen maar ‘enigszins’ – dus in beperkte mate – onderzocht zijn, ontbreekt de kritische toon die je zeker van een energiecorrespondent zou verwachten. Bij de verslaggeving over een wetenschappelijk en controversieel onderwerp als biobrandstof, moeten uitspraken niet ‘enigszins’ worden onderzocht maar grondig. Ook mag worden verwacht dat meerdere bronnen worden aangehaald en dat de verslaggeving zich niet beroept op ‘algemene aannames’.