Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Bewering

De luchtvochtigheid heeft een grote invloed op de snelheid van de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2.

Oordeel

Onbewezen

Bron van de bewering

Om onze economie te redden en de verspreiding van het coronavirus te minimaliseren, kunnen we volgens Maurice de Hond beter mondkapjes dragen en rekening houden met de luchtvochtigheid, dan anderhalve meter afstand bewaren. Tijdens het programma Op1 op 18 april lichtte De Hond zijn stelling toe. Omdat bij lage luchtvochtigheid de kans op besmetting groter is, pleit hij voor een dagelijkse aankondiging van de luchtvochtigheid: is die te laag, dan zouden kwetsbare groepen thuis kunnen blijven.

Op de website van De Hond staat uitvoerige uitleg over de onderzoeken waarop hij dit idee baseert. Het eerste is een voorpublicatie van een artikel dat in september moet verschijnen in een virologisch vakblad. De auteurs dragen hierin onder meer studies aan die de invloed beschrijven van luchtvochtigheid op de overdracht van luchtwegvirussen. Ook verwijst De Hond naar een oude studie uit 2007 over de verspreiding van het influenzavirus onder cavia’s. De conclusie van de onderzoekers is dat zowel de temperatuur als de luchtvochtigheid van de omgeving hierop invloed hebben. Dat blijkt ook uit een experiment uit 2013 om te kijken hoe lang het influenzavirus na een niesbui overleeft in druppeltjes van minder dan 5 micrometer doorsnede, zogenaamde aërosolen. Dat laat zien dat de besmettelijkheid van virussen in die minuscule druppeltjes sterk afneemt bij een luchtvochtigheid van meer dan 40 procent.

Om zijn stelling verder te onderbouwen, heeft De Hond ook zelf data verzameld. Van 69 regio’s met in totaal 403 miljoen inwoners heeft hij het aantal besmettingsgevallen en sterftecijfers vergeleken vanaf het moment dat de tiende COVID-19-besmetting is vastgesteld. Deze gegevens heeft hij vervolgens via een statistische analyse gekoppeld aan de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in deze gebieden. Zijn conclusie: bij een luchtvochtigheid tussen de 4,4 en 5,7 gr/kg is de kans op verspreiding het laagst.

Waarom is dit onbewezen?

Op de genoemde wetenschappelijke publicaties is weinig aan te merken. Het probleem is alleen dat de analyses voornamelijk betrekking hebben op het influenzavirus, niet op het huidige coronavirus dat COVID-19 veroorzaakt. Het experiment met luchtvochtigheid en besmettingskans uit 2007 is gedaan bij cavia’s, niet bij mensen. Dat wil niet zeggen dat zo’n onderzoek totaal irrelevant is: ook nu doen wetenschappers experimenten met bijvoorbeeld fretten om meer over het coronavirus te weten te komen. We moeten alleen wat slagen om de arm houden, voor we de bevindingen doortrekken naar de mens.

Viroloog Louis Kroes van het LUMC vindt het verband tussen luchtvochtigheid en verspreidingssnelheid niet zo ver gezocht. ‘Luchtvochtigheid is een redelijk belangrijke omgevingsfactor bij de verspreiding van luchtwegvirussen, omdat die invloed heeft op de mate waarop microdruppels zich kunnen verspreiden’, zegt hij. ‘Als de luchtvochtigheid hoog is, kunnen die druppels niet ver komen: ze verdampen minder en slaan sneller neer op de vloer.’ Dat De Hond een relatie legt met de geografische verspreiding van het virus, vindt Kroes dus niet onzinnig. ‘Het zal iedereen toch wel opvallen dat plaatsen in tropische streken geen van alle een verspreiding hebben gehad als in China, New York en Milaan. Maar dat is een associatie en nog geen bewijs dat alleen deze factor het verschil bepaalt.’

De Hond is ook zeker niet de eerste die aandacht aan het onderwerp besteedt. De vraag komt bijvoorbeeld ter sprake in een recent artikel op ABC News, waarnaar De Hond in een van zijn vele blogs ook verwijst. De Amerikaanse viroloog Alan Evangelista drukt in het artikel goede hoop uit, dat het coronavirus minder besmettelijk wordt als de zomer zijn intrede doet. Wat De Hond vergeet te melden, is dat in hetzelfde artikel een rapport over tropische landen aan bod komt. Dit rapport laat zien dat het verband tussen luchtvochtigheid en virusinfecties alles behalve eenduidig is.

Oorzakelijk verband

Over de data-analyse die De Hond zelf uitvoerde, is Casper Albers, hoogleraar statistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, niet enthousiast: ‘Hij vindt een verband, maar op geen enkele manier maakt hij ook maar een beetje aannemelijk dat het een oorzakelijk verband is.’ Dat wil zeggen: allerlei andere factoren, zoals de leeftijdsopbouw van een populatie, kunnen ervoor zorgen dat er in landen met een hogere luchtvochtigheid minder coronadoden zijn. De analyse van de opiniepeiler houdt geen rekening met dat soort verstorende factoren. ‘Op zijn best is er een correlatie, dan ben je er niet.’

Over de gebruikte statistische methode zegt Albers dat hij vooral de onderbouwing van de wiskundige keuzes achter het gebruikte algoritme mist. ‘Denk aan: hoeveel vals positieven (een onterecht positieve uitkomst van een coronatest) accepteren we? Dat heeft hij achterwege gelaten. Het kan best zijn dat er een causaal verband is tussen luchtvochtigheid en geografische ziekteverspreiding, maar dat kun je op basis van deze gegevens niet zeggen.’

Weinig doden in Afrika

Toch is het wel bijzonder toevallig dat de rampscenario’s voor Afrika, India en andere (sub)-tropische gebieden vooralsnog niet uit lijken te komen. Een link met het klimaat ligt wel erg voor de hand. Maar wat voor de hand lijkt te liggen, hoeft nog niet te kloppen. Een commissie van vooraanstaande Amerikaanse experts analyseerde begin april allerlei recente onderzoeken naar de invloed van luchtvochtigheid en temperatuur op de levensduur van SARS-CoV-2. De enkele laboratoriumstudies die een oorzakelijk verband laten zien, zo waarschuwen zij, zijn meestal niet erg representatief voor de situatie in het veld. En de situatie in het veld is nog maar zo kort bestudeerd, dat nog uiterst onzeker is of de conclusies wel stand zullen houden. De kwaliteit van de data laat bovendien vaak te wensen over. Er zijn wel wat aanwijzingen dat zomerse temperaturen en een grotere luchtvochtigheid de verspreiding van het virus iets vertragen, maar het effect is volgens de onderzoekers te klein om een significant effect te geven zonder aanvullende beleidsmaatregelen. En juist de variatie in de genomen maatregelen maakt de vergelijking van verschillende landen erg lastig.

Ook demografische verschillen zijn bijvoorbeeld van invloed: landen met een warm en vochtig klimaat in Afrika hebben ook veelal een erg jonge bevolking, waarop het virus minder grip heeft. Hoeveel geld mensen te besteden hebben en hoe goed en toegankelijk de gezondheidszorg is, maakt ook veel uit. Daardoor vallen in de Verenigde Staten bijvoorbeeld veel meer slachtoffers in gebieden met veel zwarte mensen. Om te bepalen hoe groot de invloed is van de luchtvochtigheid, zou je dat soort invloeden moeten wegfilteren. Pas de komende maanden, met het oplopen van de temperatuur, zal meer duidelijk worden over de invloed van warmte en luchtvochtigheid op de verspreiding van het virus.

Conclusie

Het kan zeker zijn dat een hogere luchtvochtigheid de verspreiding van het coronavirus vertraagt, maar het is nog erg voorbarig hier stellige uitspraken over te doen. Variaties in coronaslachtoffers tussen verschillende locaties kunnen ook te maken hebben met verschillen in beleid, demografische verschillen en andere zaken. De rol van luchtvochtigheid lijkt vooralsnog niet doorslaggevend en er zijn ook geen aanwijzingen dat de hoogte van de luchtvochtigheid preventief beleid zou kunnen sturen.

Placeholder-female-2x

Enith Vlooswijk

Freelance journalist

Profiel-pagina