Ouderen en hun economische positie in de samenleving zijn op dit moment een heet gespreksonderwerp onder Nederlandse economen. Yvonne Hofs, economieredacteur van de Volkskrant, startte een publieke discussie via een reeks artikelen. Zijn ouderen rijker dan ooit? Nieuwscheckers zoekt de nuance: niet alle ouderen zijn rijker, maar vooral zij die pas kort de 65 zijn gepasseerd. Hun doorsnee inkomen is de laatste jaren juist gedaald en hun koopkracht nam sneller af dan bij andere leeftijdsgroepen.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Het startschot van die berichten was een artikel van 13 september, over een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) van de overheid. In het rapport schetsen ambtenaren van diverse ministeries de financiële positie van ouderen in Nederland en doen voorstellen om ouderen zwaarder te belasten. Uit onderzoek van Nieuwscheckers blijkt dat bij dit eerste nieuwsbericht van 13 september de nodige nuances mogen worden aangebracht.

Het doorsnee inkomen van gepensioneerden in Nederland blijkt tussen 1990 en 2010 met 26 procent te zijn gestegen. Het doorsnee vermogen van ouderen zou in deze periode zelfs verviervoudigd zijn. Volgens het CBS geeft dit ‘doorsnee vermogen’ beter dan het ‘gemiddeld vermogen’ weer hoeveel bezittingen en geld een gezin heeft. Naar aanleiding van deze cijfers uit het IBO-rapport concludeert Hofs in het korte nieuwsbericht dat ouderen in Nederland rijker zijn dan ooit zijn  Anderhalve week daarna publiceert ze een veel uitgebreider artikel, maar haar argumentatie stoelt voor een groot deel op de cijfers uit het nieuwsbericht van 13 september. Hofs schetst het belang van pensioenhervormingen door te wijzen op de lage dekkingsgraden van pensioenfondsen, waardoor zij moeite hebben om geld uit te keren aan gepensioneerden. Daarnaast geeft zij aan hoe sterk de uitgaven van de overheid aan de AOW-voorzieningen zijn gestegen. Hoe groot echter de verschillen tussen rijke en arme ouderen precies zijn, laat Hofs achterwege.

Cohorteffect

Het IBO-rapport spreekt inderdaad van een sterke groei in het vermogen van ouderen. Dit komt echter met name door de zogenaamde ‘cohorteffecten’: ouderen die de leeftijd van 65 jaar bereiken, schuiven één cohort op in de statistieken van het CBS. Zo valt een miljonair van 64 in 2012 nog onder de beroepsbevolking en in de loop van 2013 niet meer.  Doordat in Nederland de laatste jaren een grote groep de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en deze ouderen over meer vermogen beschikken dan oudere groepen, stijgt het gemiddelde sterk. Het is dus kort gezegd niet zo dat alle bejaarden rijker worden: de nieuwe groep ouderen is een stuk rijker dan de vorige groep.

Daling van mediaan inkomen en koopkracht

Het IBO-rapport gaat bovendien voor het overgrote deel over hoe het vermogen van ouderen steeg in de periode 1990 tot 2010. Dit is de periode waarin Nederland nog maar voor een deel werd geraakt door de economische crisis. Volgens het rapport daalt sinds 2009 het doorsnee inkomen van de meeste Nederlanders en daarnaast nam de koopkracht van alle Nederlandse huishoudens in de jaren 2011 tot en met 2013 sterk af. Ouderen zijn er het meest op achteruit gegaan: 5,25 procent voor ouderen en werkenden 3,25 procent.

Hieruit blijkt dus dat ouderen in Nederland er sinds de economische crisis wel degelijk op achteruit zijn gegaan. Dit komt met name door de kortingen op pensioenen. In haar uitgebreide artikel van 22 september erkent Hofs deze koopkrachtdaling van ouderen wél. Vervolgens wijst zij op de groei van de koopkracht in de periode vanaf 2000.  Hierdoor zou de huidige koopkrachtdaling minder uitmaken.

Scheve verdeling

Wanneer de cijfers over het gemiddelde (en niet het doorsnee) vermogen van ouderen zorgvuldiger worden ontleed per huishouden, blijkt duidelijk dat alleenstaande ouderen er in hun vermogen op achteruit zijn gegaan vergeleken met 2008 (Tabel 1). Wanneer  je heel strikt naar het vermogen van ouderen kijkt, moet de conclusie dat zij rijker dan ooit zijn in ieder geval worden verworpen voor huishoudens uit Groep 1 en Groep 3. In 2008 hadden deze groepen huishoudens namelijk gemiddeld gezien meer euro’s aan vermogen.


Tabel 1: Vermogen per huishouden gemiddeld in duizenden euro’s

2006 2007 2008 2009 2010 2011
Paar, één of beiden 65 jaar of ouder (Groep 1) 273 298 325 311 315 308
Alleenstaande, 65 jaar of ouder

(Groep 2)

151 163 168 166 169 168
Overig huishouden met lid >= 65

(Groep 3)

330 341 380 370 368 355

Daar komt nog bij dat dat vermogen ook binnen verschillende leeftijdsgroepen erg scheef verdeeld is. Circa 80 procent van het vermogen is in handen van de 20 procent rijkste huishoudens. Bij ouderen ligt dit percentage nog iets hoger, schrijven de opstellers van het IBO-rapport. Hoe scheef? De armste twintig procent 75-plussers bezit vijf procent van het totale vermogen van de leeftijdsgroep. De armste twintig procent ouderen tussen de 70 en 75 jaar moeten het met zes procent doen (zie Tabel 2).

Tabel 2: Vermogensverdeling (deels overgenomen uit IBO-rapport, pagina 25)

65-70 jaar 70-75 jaar 75 jaar en ouder
Laagste vermogenskwintiel (armste 20%) 10% 6% 5%
Hoogste vermogenskwintiel (rijkste 20%) 31% 36% 30%

Jesse Frederik, economie-columnist voor De Groene Amsterdammer en Follow The Money, heeft nog een aanvulling op de vermogensverdeling tussen ouderen in Nederland. “Inderdaad is dat vermogen ongelijk verdeeld. En bovendien is veel van dit vermogen besloten in bijvoorbeeld vastgoed, wat je moeilijk kan verkopen. Dat is natuurlijk nog steeds vermogen, maar in de context van pensioenen, kun je dat vermogen niet zomaar aanwenden om er daadwerkelijk iets mee te kopen.”

Schuldenlast

Ten slotte is er nog een laatste nuancering aan te brengen op de bewering dat ouderen in Nederland rijker zijn dan ooit. Weliswaar verviervoudigde het doorsnee vermogen van ouderen tussen 1990 en 2010, maar de afgelopen vijf jaar verdubbelde ook de schuldenlast van huishoudens waarin één of beide personen 65 jaar of ouder zijn. Voor deze groep steeg de totale schuldenlast van 25,4 miljard naar 49,6 miljard. Ook bij alleenstaande mannen van 65 jaar of ouder steeg de schuldenlast; bij de vrouwen daalde deze juist.

Reactie

Hofs geeft in een reactie tegenover Nieuwscheckers aan dat ze voor het nieuwsbericht van 13 september slechts 250 woorden had en niet de ruimte kreeg voor een heel referaat. De hoofdlijn van het IBO-rapport bleef volgens haar echter wel overeind: “De conclusie dat ouderen rijker zijn dan ooit gaat over álle 65-plussers als groep. Dat staat er en dat wordt gewoon onderschreven door de statistieken.” Een gemiddeld of doorsnee inkomen geldt daarmee ‘natuurlijk niet’  voor iedereen. Hofs verwijst ook naar haar stuk van 22 september waarin ze de koopkrachtdaling van ouderen benoemt: “Dat de koopkracht van ouderen is gedaald, doet niets af aan het feit dat ze als groep het vermogendst zijn.”

De kritiek van Frederiks neemt volgens Hofs niet weg dat jongeren in een nadelige financiële positie zitten: “Die pensioendiscussie draait om de generaties, jong versus oud. Dus voor een eerlijke vergelijking moet je ook de vermogenspositie van de werkenden erbij betrekken. Die is slechter dan die van de gepensioneerden. Het IBO-rapport is ook in die context geschreven, namelijk dat ouderen in vergelijking met jongeren veel rijker zijn, dankzij al dat ‘stenen’ vermogen. Je kunt wel zeggen dat de ouderen die huizen niet kunnen verkopen, maar jongeren zijn nog veel slechter af. Die hebben niet eens ‘stenen’ vermogen, maar alleen maar schulden als je naar het gemiddelde kijkt.”

Beperkte groei van rijkdom

Al met al kan er een reeks nuances worden geplaatst bij het statement dat de ‘ouderen in Nederland rijker dan ooit’ zijn, die vanwege de beperkte lengte van het artikel werden weggelaten. Zo zijn door het eerder genoemde cohorteffect niet alle ouderen rijker, maar vooral de ouderen die recent de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Het doorsnee inkomen van ouderen is de laatste jaren juist gedaald en de koopkracht van ouderen nam de laatste jaren zelfs sneller af dan bij andere leeftijdsgroepen. Het vermogen (grotendeels illiquide en dus niet zomaar aan te wenden) van specifieke groepen ouderen nam ook af, terwijl de schuldenlast juist toenam.