Is het aantal abortussen in Nederland toegenomen? Begin februari verschenen hierover tegenstrijdige berichten in kranten en op websites. De koppen varieerden van Meer ‘vroege’ abortussen tot Verdubbeling abortussen na echo bij 20 weken. Nieuwscheckers ontdekte een misverstand dat begint in een persbericht van de officiële abortustellers.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Het probleem zit in de berichtgeving over het aantal ‘vroege’ abortussen, dat wil zeggen in de eerste zes weken van de zwangerschap. Onder andere het ANP, Trouw en De Pers berichtten dat het in 2008 (het laatste jaar waarvan de cijfers bekend zijn) in bijna driekwart (73%) van de gevallen om zo’n vroege ingreep ging. Dit aantal vroege abortussen zou met achttien procent toegenomen zijn ten opzichte van 2007. Het totale aantal zwangerschapsafbrekingen was niet gestegen. Als bron vermeldden alle berichten de Rutgers Nisso Groep.

Toen Nieuwscheckers echter zelf het Rutgers-Nisso-rapport inkeek, bleek dat slechts een kleine meerderheid van de vrouwen, allochtoon en autochtoon, hun zwangerschap binnen zes weken had laten afbreken. Het rapport gaf een percentage van 68 procent. De cijfers zijn echter uitgesplitst naar land van herkomst. Hier vinden we het getal van 73 procent, maar die uitschieter geldt alleen voor autochtone vrouwen, dus niet voor de gehele bevolking zoals de nieuwsberichten suggereren. De percentages uit de berichten over de vroege abortussen komen dus niet overeen met het rapport van de Rutgers Nisso Groep zelf.

Verwarrend persbericht

Als in het abortusrapport van de Rutgers Nisso Groep duidelijk te lezen is dat de percentages anders liggen, hoe is in de berichtgeving dan een ander beeld ontstaan? Het ANP-bericht, dat door meerdere web- en krantenredacties werd overgenomen, is volgens zeggen van ANP-chef Binnenland Rennie Rijpma inderdaad gebaseerd op het Rutgers-Nissorapport en op contact met die instelling. Bij het nabellen zouden niet alle cijfers doorgenomen zijn, “maar wel de hoofdlijnen van het bericht.” In dit contact moet er dus een misverstand zijn ontstaan waardoor de nieuwsberichten iets anders vertelden dan het rapport zelf.

Ciel Wijsen, een van auteurs van het rapport, bevestigt:  “Het percentage van 73 procent dat in het persbericht is opgenomen is enigszins verwarrend, omdat dat slaat op alleen het autochtone deel van de bevolking.” Daarnaast spraken de berichten van een toename van achttien procent ten opzichte van 2007. Wijsen antwoordt hierop: “De achttien procent komt uit het persbericht, en berust inderdaad op een misverstand.”

Domino-effect

Het misverstand is dus al begonnen in het persbericht van de Rutgers Nisso Groep zelf. Opvallend is dat de berichten in kranten en op websites voortbouwden op het nieuwsbericht van het ANP zonder dit te checken: “Wij gaan er vanuit dat het ANP eventueel gegevens nakijkt, en wij vertrouwen op hun nieuwsvoorziening,” licht Huib de Jong  van de webredactie van Trouw toe. Daarnaast benadrukt hoofdredacteur Rik Nizet van DePers.nl: “We hebben slechts beperkte middelen om alle berichten die langs komen te controleren, dan kan het voorkomen dat een bericht overgenomen wordt dat niet helemaal klopt. Maar in de regel zijn de berichten van het ANP heel betrouwbaar. Het is een gerenommeerd persbureau dat zelf ook onderzoek doet.”

Nuanceren

De koppen over de ‘stijging van vroege abortussen’ moeten dus genuanceerd worden. Maar wat zijn wel de juiste gegevens? Uit het Rutgers-Nissorapport blijkt dat in 2008 gemiddeld 68 procent van de vrouwen hun zwangerschap lieten afbreken in de eerste zes weken. In 2007 lag dit aantal rond de 60 procent. De toename van achttien procent zou dus gemakkelijk gehalveerd kunnen worden. In het rapport zelf staat echter dat deze stijging te wijten is aan onvolledige registratie. In 2007 zou van veel vrouwen onduidelijk zijn geweest hoe lang zij zwanger waren, en daarom kan er ook niet gesteld worden dat het gaat om een daadwerkelijke stijging van 60 naar 68 procent.

Daar komt bij dat de gegevens van de Rutgers Nisso Groep niet volledig zijn. Ze zijn gebaseerd op de Landelijke Abortus Registratie (LAR), waaraan niet alle klinieken en ziekenhuizen deelnemen. Ongeveer 85 procent van de uitgevoerde abortussen worden in de LAR-bestand opgenomen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) daarentegen verwerkt wel de gegevens van alle abortussen die jaarlijks in Nederland worden uitgevoerd, en stuurde op 11 februari, dezelfde dag als de Rutgers Nisso Groep, een persbericht uit over de cijfers van 2008. In dit rapport is terug te vinden dat in 2008 ongeveer 45,7 procent van de zwangerschapsafbrekingen platsvond in de eerste zes weken. En dat is vergelijkbaar met 2007, toen betrof het namelijk 45,3 procent van de vrouwen die in de eerste zes weken hun zwangerschap afbrak.

Kortom, kunnen we de berichtgevers wat kwalijk nemen? Misschien niet, omdat het misverstand al in het persbericht van de Rutgers Nisso Groep zelf is ontstaan. Ciel Wijsen:  “Het percentage van 73 procent had achteraf bezien beter niet genoemd kunnen worden in het persbericht, het is niet fout, maar roept wel misverstanden op.” Anderzijds was het rapport gemakkelijk op te vragen en voor iedereen in te zien. Iedereen die de moeite had genomen een rekensommetje te maken, had al kunnen constateren dat in 2008 de stijging van vroege abortussen gering was, zeker als wordt gekeken naar de cijfers van alle abortussen, bijgehouden door de IGZ.