“Ik kan allochtonen niet wegtoveren, wel zeggen: niet meer erbij”, zei Jan Roos in een interview met de Volkskrant. Nieuwscheckers legde dit interview langs de meetlat en zocht uit of Roos wél kan toveren met cijfers. Onze conclusie: sommige getallen zijn met een vleugje magie verdraaid, andere uitspraken komen overeen met de werkelijkheid. Dit zijn de cijfers van Jan Roos.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
1) Over tentenkampen en vluchtelingenopvang
“In Libanon is het al ongelooflijk druk. Maar Saoedi-Arabië had bij de hadj twaalf miljoen tenten met airco. Waarom vangt het Midden-Oosten niet meer mensen met de eigen cultuur op?”
Er wonen op dit moment zo’n 6,2 miljoen mensen in Libanon, van wie ongeveer 1 miljoen Syrische vluchtelingen. Libanon is qua oppervlakte bijna vier keer zo klein als Nederland. Het is dus terecht dat Roos de situatie daar ‘ongelooflijk druk’ noemt.
De twaalf miljoen tenten in Saoedi Arabië zijn echter overdreven. Aan de hadj, de jaarlijkse pelgrimstocht naar Mekka, deden vorig jaar volgens een officiële telling 1.862.909 moslims mee. Traditioneel overnachten zij in de nabijgelegen woestijnplaats Mina, waar inderdaad tenten met airconditioning staan. In zo’n 100.000 tenten worden daar volgens The Washington Times ongeveer 3 miljoen slaapplaatsen gefaciliteerd. Dat zijn meer dan genoeg slaapplaatsen voor de pelgrims, maar wel 120 keer minder dan Roos beweert. Marjo Buitelaar, hoogleraar in de hedendaagse Islam aan de Rijksuniversiteit Groningen, bevestigt dit. “Het is totale onzin dat er twaalf miljoen tenten zouden zijn. Er doen ieder jaar rond de twee miljoen mensen mee aan de hadj, zij slapen in grote tenten voor 50 tot 100 personen.”
Roos beweert ten slotte dat het Midden-Oosten meer vluchtelingen zou moeten opnemen. Een blik op de migratiecijfers van het UNHCR leert dat een aantal landen uit de regio dit al doet. Turkije vangt de meeste vluchtelingen op: ongeveer 2,85 miljoen. Naast het eerdergenoemde Libanon (1 miljoen), nemen ook Jordanië (655 duizend), Irak (230 duizend) en Egypte (116 duizend) vluchtelingen op.
Volgens de gegevens van het UNHCR blijven de Golfstaten achter: er zouden daar nul vluchtelingen zijn. Ook in Israël en Iran zijn geen vluchtelingen. Marlou Schrover, professor migratie aan de Universiteit Leiden, bevestigt het weigeren van vluchtelingen door deze landen: “Sommige landen willen bijvoorbeeld geen risico’s nemen door hun eigen instabiele situatie”.
Nadat Nieuwscheckers het UNCHR vroeg of de gegevens kloppen, ontvingen wij een lijst met rapporten van overheden uit de Golfstaten. Volgens deze gegevens zouden de Verenigde Arabische Emiraten (250 duizend), Qatar (62 duizend), Bahrein (30 duizend), Koeweit (150 duizend) en Oman (5 duizend) wel vluchtelingen opnemen. Maar het UNHCR stelt dat deze cijfers discutabel zijn: overheden zouden sjoemelen met getallen. Volgens het UNHCR zijn er geen overtuigende aanwijzingen dat de Golfstaten deze hoeveelheden vluchtelingen accepteren.
De vluchtelingensituatie in het Midden-Oosten is dus tweeledig. Enerzijds zijn er landen die veel vluchtelingen opvangen, anderzijds zijn er landen waar waarschijnlijk geen of heel weinig vluchtelingen zijn. Het is daarom begrijpelijk dat Roos stelt dat deze landen meer zouden kunnen doen aan vluchtelingenopvang.
2) Over terrorisme in Nederland
“De afgelopen dertig jaar is terrorisme links of islamitisch.”
Omvangrijke aanslagen in Europese landen hadden de afgelopen jaren een islamitisch-fundamentalistisch motief. Aanslagen in Parijs, Madrid, Londen, Brussel en Nice zullen bij veel Nederlanders op het netvlies staan. Roos geeft met deze uitspraak antwoord op de vraag of hij zich in Nederland bedreigd voelt. We richten ons daarom op terrorisme in Nederland.
Maar hoe is terrorisme af te bakenen? Reinier Bergema van het Haags Centrum voor Strategische Studies, een instituut dat zich richt op de strategische besluitvorming rondom nationale veiligheidsvraagstukken, stelt dat dit een lastig te duiden term is. “Er is geen universele definitie, maar er zijn wel wat componenten waar men terrorisme mee probeert te duiden. Bij terrorisme draait het om het plegen van geweld om een specifiek politiek doel te bereiken. Daarin is intimidatie van de maatschappij, als toeschouwer, een belangrijke component.” Zo wordt de schietpartij van Tristan van der Vlis in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn, bijvoorbeeld niet gezien als een terroristische aanslag. “Dit was een dader met psychische problemen die zonder politiek of maatschappelijk doel een aanslag pleegde”, aldus Bergema.
Terug naar de stelling van Jan Roos. Deze bewering is eerder onderzocht door Stellingchecker, die een beroep deed op de Global Terrorism Database. Door te zoeken naar terroristische aanslagen in de periode 1987 – 2017 met als geavanceerd zoekcriterium dat de aanslagen een politiek doel moeten hebben, komen we uit op 70 aanslagen. Op de onderstaande interactieve kaart zijn de aanslagen opgenomen. Door op een locatie te klikken, is informatie over de aard en het motief van een aanslag te lezen.
Uit de gegevens van de Global Terrorism Database blijkt dat terrorisme in Nederland niet exclusief links of islamitisch is. Bij het merendeel van de aanslagen is het motief onbekend, het gaat hierbij bijvoorbeeld om bomaanslagen. De meeste aanslagen werden gepleegd door buitenlands-separatistische organisaties, zoals ETA, IRA en de PKK. In onderstaande grafiek zijn de motieven van terroristische aanslagen opgenomen.
De moord op Theo van Gogh door Mohammed B. is de enige aanslag in Nederland met een islamitisch motief. Linkse aanslagen werden onder andere gepleegd door Dev Sol en de Revolutionaire Anti-Racistische actie. Ook de moord op Pim Fortuyn is gecategoriseerd als links, omdat Van der Graaf deze aanslag pleegde uit onvrede over de politieke koers van Fortuyn en de politieke macht die hij dreigde te krijgen. De organisaties en individuen die aanslagen pleegden staan in onderstaande tabel.
Op basis van de beschikbare cijfers concluderen wij dat deze uitspraak van Roos niet waar is. Een nuance bij deze cijfers is dat we ons hebben gericht op aanslagen die zijn ‘gelukt’. Aanslagen die zijn voorkomen, staan niet tussen de data. Reinier Bergema vult aan: “Je ziet dat het aantal arrestaties van islamitische extremisten de afgelopen jaren verhoudingsgewijs is toegenomen. In 2015 zijn er in Nederland bijvoorbeeld 17 arrestaties verricht die gerelateerd zijn aan jihadistisch extremisme.”
3. Over criminaliteit onder Marokkaanse jongens
“Maar kijk naar de cijfers: 65 procent van de Marokkaanse jongens is in aanraking geweest met justitie.”’
Een tweetal vragen dringt zich op bij het lezen van deze stelling. De eerste vraag is in welke leeftijdscategorie ‘jongens’ vallen. De tweede vraag is op welk onderzoek Roos deze uitspraak baseert.
Om de laatste vraag te beantwoorden, zocht Nieuwscheckers, helaas tevergeefs, contact met VNL. Omdat we geen gehoor kregen, gingen we op zoek naar onderzoeken waarin dit hoge aantal werd genoemd. In 2014 stelde Geert Wilders dat zes van de tien Marokkaanse jongeren in aanraking zou zijn geweest met justitie. Hij deed deze uitspraak op basis van het Jaarrapport Integratie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2011. Onder ‘in aanraking met justitie’ vielen hierbij alle Marokkanen die als verdachte[[ Artikel 27 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering stelt: Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. ]]zijn geregistreerd.
In het Jaarrapport Integratie (pagina 207) staat: “Van alle jongens van Marokkaanse herkomst is 65 procent tussen zijn twaalfde en drieëntwintigste levensjaar wel eens aangehouden.” Een opmerkelijk hoog aantal, zeker in vergelijking met cijfers van andere nationaliteiten. Zo is bijvoorbeeld ‘slechts’ 25 procent van de autochtone jongens tussen de 12 en 23 in aanraking geweest met justitie. Naast Marokkanen scoren ook Antillianen (55 procent), Surinamers (50 procent) en Turken (47 procent) relatief hoog.
‘Kijk naar de cijfers’, zegt Roos in de Volkskrant. Hiermee heeft hij het gelijk aan zijn zijde. Wie kijkt naar de cijfers uit het Jaarrapport Integratie van 2011, ziet inderdaad dat 65 procent van de Marokkaanse jongens in aanraking is geweest met justitie. Voor een nadere toelichting belde Nieuwscheckers met Willem Huijnk, uitvoerder van het onderzoek. “Het onderzoek is verricht middels een cohortanalyse [[Een ‘cohort’ wordt omschreven als ‘een groep personen die een bepaalde actie binnen een bepaald tijdsvak voltooid]] , daarbij volgde ik een specifieke groep Marokkaanse jongens die zijn geboren in 1987”, aldus Huijnk. “Van deze groep Marokkaanse jongens is, in de periode van 1999 tot 2010, 65 procent als verdachte geregistreerd.”
Een inzage in cohortanalyses van Marokkaanse jongens uit andere rapporten die beurtelings door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zijn uitgevoerd, geeft ons de volgende gegevens:
In recente rapporten zijn twee verschillende groepen langere tijd gevolgd: Marokkaanse jongens en jongvolwassenen geboren in 1984 en 1987. Bij beide groepen zijn de criminaliteitscijfers opvallend hoog, overeenkomstig met de uitspraak van Roos.
Toch stelt Willem Huijnk dat cohortanalyses een vertekend beeld kunnen geven. “We zien de laatste jaren juist een trend waarin criminaliteitscijfers van Marokkanen dalen.”
Een vergelijking tussen het Jaarrapport Integratie 2011 (SCP) en Integratie in Zicht? 2016 (SCP) toont ons inderdaad een daling van de criminaliteitscijfers onder Marokkaanse mannen tussen 18 en 24 jaar. In 2009 kwam 19,5 procent van de Marokkaanse mannen tussen 18 en 24 jaar in aanraking met justitie. In 2014 is dit percentage gedaald naar 15,3 procent.
Concluderend heeft Jan Roos op basis van de cijfers uit het Rapport Integratie (2011) gelijk. Er zijn geen cijfers verdraaid: in het SCP-rapport staat glashard dat 65 procent van de Marokkaanse jongens in aanraking is geweest met justitie. Wel houdt Roos de hierboven besproken nuances buiten beschouwing.
Het eindoordeel
De cijfers van Jan Roos zijn gewikt en gewogen. Hieruit blijkt dat Jan Roos een deel van zijn cijfers op orde heeft. Zijn uitspraken over de vluchtelingenopvang in het Midden-Oosten en Marokkaanse criminaliteit zijn op basis van beschikbare cijfers en/of rapporten juist.
In twee gevallen tovert Jan Roos met cijfers. Terrorisme in Nederland is de afgelopen jaren niet alleen links of islamitisch. Daarnaast heeft hij miljoenen tenten in de stad Mina bij elkaar verzonnen.