Mannen die dieren mishandelen, plegen vaak ook huiselijk geweld, aldus de psychologe Marie-José Enders. Daarom moeten dierenartsen het melden als zij dierenmishandeling vermoeden. En daarom is het ook voor mensen goed dat er een dierenpolitie komt. Het onderzoek van Enders naar dit verband was in februari volop in het nieuws. Programma’s als Brandpunt en Hart van Nederland besteedden er aandacht aan, en de Volkskrant plaatste een interview onder de kop ‘Geweld tegen dieren signaal van meer agressie.’ Maar zo sterk is dat signaal helemaal niet. Terwijl andere media berichtten over doorgesneden lammetjes en seriemoordenaars, keek Nieuwscheckers naar tabellen en literatuurverwijzingen.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Het onderzoek Cirkel van geweld is uitgevoerd door Marie-José Enders en Mark Janssen (onderzoeksbureau Adsearch). Enders is psychologe en was voorzitter van de Dierenbescherming. Haar rapport betoogt dat er een verband bestaat tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld, internationaal bekend als de cruelty link.  Die houdt in dat kinderen die dieren mishandelen als ze ouder worden vaak ook geweld plegen tegen mensen, dat dierenmishandelaars in hun jeugd vaak zelf mishandeld zijn, en dat dierenmishandelaars vaak ook huiselijk geweld plegen.  Omdat er in Nederland nog geen onderzoek naar is gedaan, moet een enquête onder dierenartsen aantonen dat het verband ook in ons land bestaat.

Enquête: weinig animo
Uit die rondvraag onder dierenartsen blijkt dat in veertig procent van de gevallen van dierenmishandeling waarschijnlijk ook sprake is van (huiselijk) geweld, aldus Enders in de Volkskrant. Maar de respons was uiterst mager: van de 1.012 aangeschreven dierenartsen hebben er 108 gereageerd, dus maar tien procent.  De enquêtes waren daarbij niet in alle gevallen helemaal ingevuld. Het was ook wetenschapsjournalist Hans van Maanen niet ontgaan dat de respons wel erg laag lag. In een column die tien dagen na het Volkskrant-interview met Enders in dezelfde krant verscheen, levert Van Maanen kritiek op het feit dat het interview daar niet over zei. Bovendien vindt hij de vraagstelling van de enquête te sturend. Van Maanen ontkent niet dat er een verband kan zijn tussen dierenmishandeling en geweld, maar, zegt hij:  “Een behoorlijk cijfer valt er met het onderzoek van Enders niet aan te hangen.”

Methoden en technieken
Cirkel van geweld bevat ook een uitgebreide literatuurstudie. Op de cijfers daarin en op de volledigheid ervan valt het een en ander aan te merken.  Zo is er bijvoorbeeld  vastgesteld dat ruim de helft (50,5%) van de partners van mishandelde vrouwen ook het huisdier heeft mishandeld. Dit lijkt heftig, maar uit de gegevens blijkt dat die 50,5 procent het gemiddelde is van dertien studies, waarin de percentages uiteenlopen van 24 tot 79. Door ze te middelen maak je die verschillen onzichtbaar. Hoogleraar epidemiologie Frits Rosendaal (LUMC) zegt daarover het volgende:  “Op zich lijken de getallen wel hoog, maar er wordt weinig gezegd over de representativiteit van de verschillende studies: als die onderzoekers net zo ‘bevlogen’ waren als deze, zou het misschien wel allemaal een beetje overdreven zijn. Bovendien is de conclusie dat dit ‘duidelijk een verband aantoont’ methodologisch onjuist, want we weten niet hoe vaak dierenmishandeling in andere gezinnen voorkomt.”

Een andere indrukwekkende maar dubieuze statistiek uit het onderzoek is:  “De helft van de daders van beruchte schietpartijen op scholen in de USA had daarvoor dieren mishandeld.” Deze conclusie is gebaseerd op één onderzoek naar elf personen van wie er vijf dieren hadden mishandeld. Dat is niet de helft, maar nog belangrijker, het is een conclusie van maar één onderzoek.  Enders plaatst overigens zelf ook kanttekeningen: “Controlegroepen waren slechts in twee van de twaalf onderzoeken aanwezig.”

Kritische studies
Cirkel van geweld stelt het verband tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld voor als  een vaststaand feit.  Dat is het niet: er is ook kritiek uit wetenschappelijke hoek.  Verwijzingen daarnaar ontbreken echter in het rapport.  Een van de critici is de criminologe Janine Janssen,  die in 2005 al de methodologische problemen van dit soort onderzoek aankaartte in haar artikel ‘De cruelty link nader bekeken’  (Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, niet online). Een andere scepticus is de Engelse sociologe Heather Piper, die al sinds 2001 in haar onderzoek  de link tussen (huiselijk) geweld en dierenmishandeling  in twijfel trekt.

“Piper? Nee, die ken ik niet”, aldus Enders.  Een van de zaken die Piper bekritiseert, is de definitie van dierenmishandeling. Is het strooien van zout op slakken bijvoorbeeld dierenmishandeling? Bovendien, vraagt Piper zich af, hoe het zit het met culturele verschillen?  Zijn kinderen die opgegroeid zijn met jagen agressiever tegen dieren dan kinderen met een andere achtergrond?  Enders: “Het is zeker zo dat culturele verschillen het soms moeilijk maken dierenmishandeling te definiëren. Maar dat is van een andere grootte dan waar ik het over heb.”

In een aantal van de onderzoeken werd aan geweldplegers gevraagd of zij zich in hun verleden schuldig hadden gemaakt aan dierenmishandeling.  Zowel Piper als Janssen betogen dat dergelijke reconstructies onbetrouwbaar zijn: iemands herinnering kan na verloop van tijd vertekend zijn, of mensen vertellen niet de waarheid.

Dat het bovendien niet zo hoeft te zijn dat mensen met een gewelddadig verleden ook dieren hebben mishandeld, toont Piper in haar onderzoek. Zij heeft in een van haar studies  een tabel opgenomen met gevallen van dierenmishandeling verdeeld in twee verschillende groepen: mannen met en mannen zonder een gewelddadig verleden. In deze tabel zijn een aantal onderzoeken opgenomen die ook in het rapport van Enders zijn te vinden. Een simpele rekensom laat zien dat het aantal gevallen van dierenmishandeling bij deze  verschillende groepen gelijk ligt, sterker nog: de mannen die geen gewelddadig verleden hebben maar toch een dier hebben mishandeld, zijn in de meerderheid.

Net als Janssen wijst Piper erop dat er in veel onderzoeken naar de ‘cruelty link’  te veel wordt gefocust op anekdotes en extreme voorbeelden. In het rapport Cirkel van geweld komen regelmatig dit soort anekdotes aan bod, eveneens als in het interview met de Volkskrant. Leunen op dit soort voorbeelden leidt volgens Piper tot drogredenen van het type: een seriemoordenaar heeft als kind dieren mishandeld, dus alle kinderen die dieren mishandelen worden seriemoordenaars.

Reactie de Volkskrant
In het Volkskrant-interview zijn nauwelijks kritische vragen gesteld over het onderzoek – die werden in diezelfde krant geformuleerd door Hans van Maanen.  Interviewster Maud Effting:  “Ik begrijp de kritiek van Hans van Maanen. Die tien procent respons bij de enquête onder dierenartsen is natuurlijk niet hoog, dus het is de vraag wat deze cijfers waard zijn. Ik heb het rapport van Enders snel doorgelezen, dat had ik achteraf wel wat grondiger mogen doen. Tijdens het lezen heb ik wel bedacht dat ik vragen zou kunnen stellen over die tien procent. Dat heb ik niet gedaan en dat is jammer. Aan de andere kant ging het stuk niet over de juistheid van haar cijfers.”

Conclusie
Het onderzoek naar dierenmishandeling als signaal voor huiselijk geweld is minder zeker dan journalisten het hebben gepresenteerd. Een deel van de kritische kanttekeningen staat in het onderzoek, andere vragen hadden journalisten zelf kunnen bedenken.  Behalve Hans van Maanen heeft echter geen journalist dat gedaan.  De waakhonden hebben niet geblaft.