In een campagnevideo van 50Plus ‘interviewt’ lijsttrekker Henk Krol (50Plus) zijn collega Tweede Kamerkandidaat Rob de Brouwer. In een prachtig stukje amateurtoneel stelt Krol de afgesproken vragen en geeft De Brouwer de afgesproken antwoorden. Ondanks het zorgvuldige script roepen zijn antwoorden vragen op. En die vragen stelt Krol niet.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
De Brouwer (50Plus) geeft vol vertrouwen antwoord op de vragen van lijsttrekker Krol. Samen hebben ze een gesprek over de betaalbaarheid van het verlagen van de AOW-leeftijd:
Henk (draait naar Rob): “Rob, kan die leeftijd terug naar vijfenzestig?”
Rob: “Ja, die kan terug naar vijfenzestig. En zonder veel grote problemen.¨
De Brouwer legt uit: “In de jaren zestig was het economisch draagvlak veel kleiner. Er werken nu veel meer mensen en er zijn minder mensen afhankelijk van die mensen. De verhouding in de jaren zestig was ongeveer twee op een: twee mensen die niet werkten en één die wel werkte. Nu is dat één op één, dus het kan gemakkelijk.”
De Brouwer heeft zich goed voorbereid; zijn cijfers kloppen.
- In 1957 (sinds dat jaar bestaat de AOW) was de totale bevolking in Nederland 11 miljoen mensen. Daarvan werkten 3,4 miljoen mensen: ongeveer een derde was dus aan het werk en twee derde niet.
- In 2016 was de totale bevolking 17 miljoen mensen waarvan 8,3 miljoen werkenden, wat een verhouding maakt van een op een.
Wat klopt niet?
Maar, hadden we het niet over de AOW? Mogen we zomaar die jaren met de grote gezinnen, eenverdieners en een relatief jonge bevolking vergelijken met de huidige tijd en daar ook nog de conclusie aan verbinden dat de AOW-leeftijd gemakkelijk omlaag kan?
Nee, vindt universitair docent Jim Been van de Universiteit Leiden. “Het is totale onzin.” De Brouwer heeft in zijn berekening van niet-werkenden alle mensen op één hoop gegooid, dus ook kinderen en mensen met andere sociale uitkeringen. Maar het gaat over de mensen die AOW ontvangen. En dan krijgen we hele andere verhoudingen.
Bij de invoering van het AOW-stelsel in 1957 was de verhouding ongeveer één op vijf: voor iedere AOW’er waren vijf werkenden. “In 2016 is dat gehalveerd naar drie die werken voor één AOW’er. Zonder structurele veranderingen zou de premiedruk bij werkenden dus min of meer verdubbeld zijn om de uitkering voor AOW-gerechtigden te kunnen betalen”, legt Been uit. “De Brouwer zegt dat het een verbetering is, terwijl het juist verslechterd is.”
Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bevestigen de veranderende verhouding tussen werkenden en gepensioneerden.
- In 1957 ontvingen 739 duizend mensen een AOW-uitkering, terwijl Nederland op dat moment 3,4 miljoen werkenden telde: één AOW-uitkering betaald door vijf werkenden.
- Begin 2016 kende Nederland ongeveer 8,3 miljoen werkenden en ontvingen 2,7 miljoen mensen een AOW-uitkering: dat is één AOW-uitkering op drie werkenden.
Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat in 2040 zelfs nog maar tweeënhalf werkenden tegenover iedere elke AOW’er staat.
Reactie Rob de Brouwer (50Plus)
In een reactie via e-mail laat Rob de Brouwer weten:
“Je redenering gaat uit van de vraag: nemen de uitgaven aan AOW toe en verandert de verhouding werkenden ten opzichte van gepensioneerden. Dan klopt je redenering. Maar ik ga uit van een totaal ander opzet van het debat: in een beschaafde samenleving zorgen de mensen die werken met hun inkomen voor de mensen die niet werken. Of ze nou te jong zijn om te werken, te oud, te ziek ja zelfs als ze in de gevangenis zitten. Zolang het draagvlak van de economie groot genoeg is kunnen de lasten worden gedragen. En omdat ze in de jaren zestig konden worden gedragen, kan dat nu ook. Het is simpelweg een keuze.”
Conclusie
De cijfers die Rob de Brouwer noemt zijn juist, zijn redenering gaat mank. Het aantal werkenden ten opzichte van het aantal niet-werkenden is sinds de jaren zestig inderdaad flink toegenomen. Maar dat zegt niks over de betaalbaarheid van de AOW. Want het aantal AOW-gerechtigden is flink gestegen. Drie werkenden staan nu tegenover één AOW’er, terwijl in 1957 vijf werkenden stonden tegenover één AOW’er.