Sinds 1 januari 2002 maken veel Europese landen gebruik van de euro. Hierdoor verdwenen de nationale munten en de daaraan gekoppelde wisselkoersen. Ondanks de gemakken die één munt met zich meebrengt, is de euro niet onomstreden. Nieuwscheckers onderzocht de voor- en nadelen van de euro: over het verdwijnen van het wisselkoersrisico aan de ene kant, maar het gemis van een aanpassingsinstrument aan de andere kant.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Nederland heeft een lange geschiedenis van het koppelen van wisselkoersen. “Sinds de jaren zeventig wilden we al onze munt koppelen aan andere munten,” vertelt Wouter Koolmees, Kamerlid en woordvoerder Financiën voor D66. Zo was er in 1972 al het slang-akkoord waarin enkele Europese landen een gemeenschappelijke wisselkoers afspraken. Ook is de gulden al vanaf 1983 gekoppeld aan de Duitse mark.
In het verleden hebben landen buiten het gebied waarin de euro als munteenheid geldt zich willen koppelen aan de euro. Koolmees: “Denk aan Denemarken die de Deense Kroon, of Zwitserland die de Zwitserse frank aan de euro wilden koppelen.” Zwitserland moest vanwege de crisis hun munt weer losmaken waardoor de interne prijzen stegen. De gevolgen waren volgens Koolmees nadelig voor zowel het toerisme van Zwitserland als de wintersporters uit Nederland: “Dan wordt een kopje koffie drinken op de Zwitserse pistes toch echt wel duur.”
Geen wisselkoersrisico
Een groot voordeel van de euro is “de absentie van een wisselkoersrisico en de lagere transactiekosten binnen de eurozone, ” vertelt Elmer Sterken, hoogleraar monetaire economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Er is geen wisselkoersrisico binnen de eurolanden, omdat er geen verschillende wisselkoersen zijn die door vraag of aanbod veranderen. Zo ontstaat er een volledig vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal.
Zeker voor een exportland als Nederland is dat gunstig. Sterken: “75% van de handel van Nederland vindt binnen de eurozone plaats. Het wisselkoersrisico met de Verenigde Staten is er natuurlijk nog steeds, maar omdat die Europese handel zo belangrijk is, is de afwezigheid van dat risico binnen de eurozone de grootste winst.”
Geen aanpassingsinstrument
Een nadeel van de euro daarentegen is “het verlies van een instrument waarmee men snel een economie kan aanpassen: een eigen munt,” stelt Sterken. Zeker als landen een verschillende economie hebben, is het verlies van dit instrument een gemis. Zo staat Nederland bijvoorbeeld in de bloei door de hoge export, maar ligt Griekenland in de put door de lage export en de hoge schulden.
De Optimum Currency Area Theory gaat er van uit dat gebieden alleen een munt kunnen delen als de economieën van deze gebieden overeenkomen. Of Europa een optimaal valutagebied is, vraagt Sterken zich af: “Het is de vraag of Noord- en Zuid-Europa voldoende geïntegreerd zijn of kunnen raken.”
De economische verschillen tussen landen in de eurozone zorgen voor problemen: “De wisselkoers is voor Nederland en Duitsland te laag en voor Griekenland te hoog,” stelt Arjo Klamer, SP-wethouder in Hilversum en hoogleraar culturele economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De waarde van de euro is te laag voor Nederland, omdat Nederland een overschot op de lopende rekening heeft: de export is hoger dan de import. Klamer: “Exporteren kan tegen een lage prijs, maar importeren is een stuk duurder.”
Voor Griekenland is juist de waarde van de euro weer te hoog, omdat ze een tekort op de lopende rekening hebben: ze importeren meer dan ze exporteren. “Dit komt doordat de productiviteit, de mate waarin arbeid tot resultaat leidt, te laag is in Griekenland,” legt Sterken uit. Deze lage productiviteit is terug te zien in het hoge werkloosheidspercentage in Griekenland: 24.9% in Griekenland t.o.v. 6.9% in Nederland. Door de lage productiviteit zijn de kosten van produceren hoger, waardoor producten duurder zijn en dus minder geëxporteerd worden.
Als de gulden er nog was, zou de wisselkoers van de gulden stijgen door de grote export. Er worden namelijk meer guldens gevraagd dan aangeboden. De export van Nederland zou door de hoge wisselkoers weer dalen, omdat Nederlandse producten dan meer geld kosten om aan te schaffen. Door de gemeenschappelijke wisselkoers van de euro, is deze stijging van de wisselkoers en dus de daling van export van Nederland niet mogelijk. In Griekenland zou juist het tegenovergestelde gebeuren als de drachme er nog was: door een verlaagde wisselkoers zou de export stijgen. Dit is alleen door de euro niet mogelijk.
Wat nu met de euro?
Dan maar de euro opgeven? Ophouden met de euro kan ook niet zomaar, omdat het geld en onzekerheid kost. Koolmees: “Je hebt risico’s op korte en lange termijn: Je hebt het risico van de koers, belemmeringen in de handel en de transparantie zal verdwijnen.”
Klamer: “De euro kan niet zomaar verdwijnen, maar zolang een internationale euro van kracht blijft naast landelijke munten, zullen de kosten van omzetting misschien meevallen.”