‘Koffieleut? Dat ligt aan je genen,’ kopte het AD op 6 september 2016. Dat klinkt niet gek: er wordt immers wel meer bepaald door je genen. De kleur van je haar en ogen en aanleg voor sommige ziekten zitten ook in ons dna. Maar geldt dat ook voor koffie? Nieuwscheck: er is niet één koffiegen, er zijn er meer. Maar hun invloed is beperkt en onzeker.
Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Het AD was niet het enige medium dat het nieuwtje publiceerde. Ook Nu.nl, de Telegraaf en NRC schreven erover. Het artikel is gebaseerd op een onderzoek waaraan onder andere het Erasmus Medisch Centrum meewerkte. De AD-kop suggereert dat er een verband is gevonden tussen genen en een voorkeur voor koffie. Maar wie het artikel leest, komt er achter dat niet bedoeld wordt dat genen bepalen of iemand koffie lekker vindt, maar hoeveel koffie die persoon drinkt.
De onderzoekers zouden het ‘koffie-dna’ hebben gevonden. Bij aanwezigheid van dit dna breken mensen de giftige stof cafeïne langzaam af, waardoor ze niet snel behoefte krijgen aan een nieuwe kop koffie. Heb je dat gen niet? Dan breek je cafeïne wel snel af, en heb je dus gauw behoefte aan een nieuwe kop.
Het lijkt aannemelijk: je hebt een gen in je dna dat bepaalt hoe snel je na het drinken van koffie zin hebt in meer. Maar is dat verband wel zo eenduidig?
Gen bepaalt koffieconsumptie
Het verband dat de AD-kop suggereert, is in principe niet onwaar, vertelt Najaf Amin van het Erasmus MC: “Op basis van dit onderzoek kun je stellen dat koffiedrinken bepaald wordt door het koffie-gen dat we gevonden hebben.” Maar, geeft ze toe, dat verband is niet geheel eenduidig: “Er zijn natuurlijk ook andere factoren.” Daarmee doelt Amin op externe factoren, zoals cultuur en (werk)omgeving. In de onderzochte groep zijn daarom alle mensen die helemaal geen koffie (met cafeïne) drinken weggelaten. Daarmee is gecorrigeerd voor mensen die het gen wel hebben, maar geen koffie drinken. Maar in de onderzoekspopulatie zitten ook mensen die wél koffiedrinken hoewel dat ze het gen niet hebben. Amin: “Daarvoor is het heel moeilijk corrigeren. Bovendien zou dan de onderzoekspopulatie heel klein worden.” Daarmee zou de betrouwbaarheid van het verband in het geding komen. Het was dus kiezen tussen twee kwaden.
Epigenetica
Genetische verbanden zijn behoorlijk ingewikkelde materie, vertelt Amin. Ook daarom is aanvullend onderzoek nodig. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat het gen leeftijdsafhankelijk is, waardoor het zich verschillend gedraagt bij verschillende leeftijden. Amin wijst op het relatief nieuwe onderzoeksgebied van de epigenetica, dat niet alleen de aanwezigheid van genen bestudeert, maar ook of die zich uiten. Uit epigenetische onderzoeken blijkt dat de aanwezigheid van een gen alleen niet bepaalt of iemand bijvoorbeeld koffie drinkt, maar dat externe factoren invloed kunnen hebben op de ‘expressie’ van het gen. Daarmee wordt het verband tussen het ‘koffie-gen’ en koffieconsumptie steeds minder direct en staat het bewijs dat gevonden werd zonder kennis over gedragingen van het gen enigszins op losse schroeven.
Hét koffie-gen bestaat niet
Het onderzoek waaraan Amin meewerkte is niet het eerste dat koffieconsumptie vanuit de genetica wil verklaren. Onder andere Harvard deed dat in 2011. Onderzoekers vonden toen twee genen die in verband konden worden gebracht met koffieconsumptie. Dat blijken echter andere genen te zijn dan in het recente onderzoek waaraan Amin meewerkte.
“Dat kan,” zegt Amin desgevraagd. “Er zijn meerdere genen die meespelen als het gaat om koffieconsumptie.” Het vinden van een gen is dus niet meteen bepalend voor hoeveel koffie iemand drinkt. En er kunnen verschillende combinaties aanwezig zijn tussen genen die wel en genen die niet zorgen voor een snelle afbraak van cafeïne. Dat bevestigt bio-psycholoog Gonneke Willemsen, die vanuit de Vrije Universiteit in Amsterdam meewerkte aan een ander onderzoek naar het verband tussen genen en koffieconsumptie. “Er zijn meerdere genen betrokken bij het proces, die elk kleine effecten hebben. Zo zorgt de ene combinatie van genen ervoor dat iemand sneller misselijk wordt van koffie en een andere set dat iemand in de hersenen snel positieve effecten van koffie ervaart. De combinatie van al deze verschillende genen bepaalt de mate van koffiedrinken.”
Er kan dus eigenlijk niet gesproken worden van hét koffie-gen. Willemsen: “Er is nooit één gen. Dat klinkt mooi natuurlijk, ‘het koffie-gen’, en dat wordt er door de media uitgehaald, maar er zijn altijd een heleboel genen die dat bepalen.” Ook voorspellingen doen op basis van iemands genen is volgens Willemsen ingewikkeld: “Het is niet dat ik een gen meet en denk: die persoon gaat veel koffie drinken.”
Zoals in veel wetenschappelijke studies, roept Amin op tot meer onderzoek. Daarmee sluit ook het onderzoek van Harvard af: “Meer onderzoek naar de precieze functies van deze genen is echter nodig, en het is waarschijnlijk dat er meer ‘cafeïnegenen’ worden geïdentificeerd.” Bovendien, stelt Willemsen, moeten we niet vergeten dat genen niet de enige factor zijn die bepalen of we koffie drinken. “De genen die ontdekt zijn, verklaren maar een klein deel van de individuele verschillen in koffiegebruik, andere factoren zoals simpelweg of koffie standaard wordt geserveerd bij de maaltijd en of koffie duur is, hebben ook een invloed.”
Conclusie
Word je dus geboren met een koffie-gen dat bepaalt of je veel of weinig koffie gaat drinken? Het lijkt er niet op. Het domein van de genetica is behoorlijk ingewikkeld, en een eenduidig verband is niet eenvoudig getrokken. Bovendien zijn er meerdere genen die meespelen in hogere of lagere koffieconsumptie, genen die vooral te maken hebben met de afbraak van cafeïne, waardoor nuance op zijn plaats is. En externe factoren zijn in deze onderzoeken nog niet eens meegenomen. Meldde het AD een onwaarheid? Dat ook niet, want het klopt in principe wel dat er een verband is, maar er spelen ook externe factoren mee waardoor voorspellen op basis van genetische informatie niet mogelijk is.
NU.nl en het Algemeen Dagblad hebben niet gereageerd op onze vragen.
Foto: Lukas Kubicek (Flickr, CC BY-ND 2.0)