Een op de tien mensen die naar de tandarts gaan voor een cosmetische behandeling, zoals tanden bleken of rechtzetten, is op een ziekelijke manier gefixeerd op zijn of haar uiterlijk. Ze lijden aan Body Dysmorphic Disorder (BDD), waarbij patiënten uren per dag besteden om hun ingebeelde mankementen te verhelpen of verhullen. Althans, dat beweerde NRC Handelsblad op 27 maart. De stoornis komt weinig voor, maar blijkbaar zit een groot deel van de BDD’ers regelmatig in de tandartsstoel. Maar dat klopt niet. Uit het originele onderzoek, gepubliceerd in het vakblad Community Dentistry and Oral Epidemiology, blijkt dat het om 4,2 procent gaat, dus dichter bij 1 op de 25.

Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Het NRC haalt het onderzoek van Ad de Jongh aan, bijzonder hoogleraar angst- en gedragsstoornissen en hoogleraar psychotherapie voor tandartspatiënten. Hierin staat inderdaad dat 9,5 procent van de cosmetische tandartspatiënten die hij onderzocht, voldoet aan twee van de drie sleutelcriteria van BDD. Dat is ongeveer 1 op de 10. Maar twee van de drie betekent nog niet dat iemand BDD heeft. Het werkelijke cijfer blijkt 4,2 procent. Dit aandeel van de patiënten voldoet aan alle criteria. De Jongh zegt: “Het staat niet juist in het NRC-artikel.” Dit artikel is geschreven door emeritus hoogleraar tandheelkunde Michiel Eijkman, die al 37 voor het NRC schrijft. Ook hij is het niet eens met die een op de tien uit de eerste zin: “Dat is een onjuiste mededeling.”

Redactionele hand

Wim Köhler, wetenschapsredacteur van NRC Handelsblad, blijkt verantwoordelijk voor de gewraakte eerste zin: “Nee, strikt genomen is dat niet juist.” In het originele artikel dat Eijkman naar de NRC-redactie stuurde, maakte hij onderscheid tussen degenen die aan twee van de drie BDD-criteria voldeden, en degenen die een volledige diagnose hadden. Dit onderscheid heeft de eindredactie echter laten verdwijnen. Köhler wil hier wel een kanttekening bij plaatsen. In de eerste zin wordt de frase ‘lijdt aan’ gebruikt. Köhler: “Daar kun je ook de groep die  twee van de drie symptomen heeft onder scharen.” Ook al heeft de eindredactie er een hand in gehad, Eijkman is de auteur: “Ik blijf ook na deze bewerking verantwoordelijk voor de inhoud ervan.”

Maar zeven

1 op de 25 blijft nog steeds een hoog aantal, maar ook daar schort iets aan. De Jongh hield een enquête onder 170 cosmetische tandartspatiënten, waarvan er uiteindelijk maar zeven BDD bleken te hebben. De Jongh zelf ziet hier ook een probleem mee: “Als het gaat om zo’n kleine groep patiënten, zijn er heel veel mensen nodig in de onderzoeksgroep om een betrouwbaar resultaat te krijgen.” Iets dergelijks zei hij ook al in zijn originele artikel: “… het aandeel van patiënten met BDD was te klein, en dus moeten de resultaten als inleidend beschouwd worden.” De resultaten zijn dus niet per definitie waar, maar moeten gezien worden als een voorlopige indicator.

Paddestoelen

De Jongh hield zijn enquête in zes tandartsklinieken die gespecialiseerd zijn in cosmetische procedures. De Jongh: “Dit soort klinieken springt als paddestoelen uit de grond.” De resultaten van zijn onderzoek zijn dus ook alleen maar te generaliseren over patiënten die dit soort klinieken bezoeken. In een ‘normale’ tandartspraktijk komt maar een deel van de patiënten voor een cosmetische behandeling, van wie een nog veel kleiner deel mogelijk BDD heeft. De Jongh: “Dit is geen probleem in de gewone praktijk, maar wel in de speciale klinieken. Van alle tandartsopleidingen in Nederland geeft alleen het Academisch Centrum voor Tandheelkunde les over psychopathologie, maar tandartsen moeten zich wel bewust zijn van dit soort problemen.” De kop ‘Tandartsen moeten niet ingaan op extreme wensen cliёntèle’ klopt dus wel. Hoeveel cosmetische tandartspatiënten precies BDD hebben, is niet duidelijk, maar wat er moet gebeuren als het vermoed wordt, is wel bekend. Eijkman: “Uit onderzoek is gebleken dat als kaakchirurgen ingaan op extreme wensen van hun patiënten, het probleem niet wordt opgelost.” Het betreffende onderzoek is gedaan door C.J. Hakman, werkzaam op de sectie Mondziekten en Kaakchirurgie van de Vrije Universiteit.

Geen nieuws

De Jongh schreef al in 2009 voor het tijdschrift Community Dentistry and Oral Epidemiology over BDD onder tandartspatiënten die kwamen voor een cosmetische behandeling. Eijkman gebruikt echter een recenter artikel van De Jongh dat verscheen in het vakblad Quality Practice Tandheelkunde. In dit artikel citeert De Jongh zijn resultaten van een jaar eerder. In deze samenvatting van de onderzoeksresultaten, staat de uiteindelijke grootte van de groep cosmetische tandartspatiënten met BDD niet. Ook staan de resultaten van de post-hoc analyse niet vermeld. Hieruit blijkt dat de resultaten alleen significant zijn voor vrouwen. Doordat Eijkman het latere artikel van De Jongh gebruikte als zijn bron, zijn belangrijke nuances van het onderzoek weggevallen.

Knip en plak

Een zelfde soort bericht als in NRC Handelsblad verscheen op vier gezondheidswebsites, namelijk medicalfacts.nl, dentalinfo.nl, ziekenhuiskrant.nl en kliniekoverzicht.nl. De cijfers uit het NRC waren klakkeloos overgenomen en in drie van de vier artikelen was zelfs dezelfde typefout (‘hooglereaar’) in de kop te vinden.