Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.

Bewering

Bestrijdingsmiddelen veroorzaken de ziekte van Parkinson

Oordeel

Ongenuanceerd

Bron van bewering

Een recent artikel in de Volkskrant gaat op zoek naar antwoorden op de vraag of het groeiend aantal patiënten met de ziekte van Parkinson iets te maken heeft met blootstelling aan bestrijdingsmiddelen.

De eindconclusie van die zoektocht is ondubbelzinnig, nadat vier patiënten aan het woord komen die in het verleden werkten met bestrijdingsmiddelen, plus twee hoogleraren neurologie die onderzoek doen naar de ziekte. Er zou sprake zijn van een ‘Parkinsonpandemie’, en alleen een verbod op bestrijdingsmiddelen kan die een halt toeroepen.

Een groeiend aantal wetenschappelijke studies wijst volgens het artikel in de richting van bestrijdingsmiddelen als oorzaak van de ziekte van Parkinson. Er wordt ter illustratie bewijs aangehaald uit 1) dierproeven (‘keihard’), 2) onderzoek onder agrariërs (onder Franse wijnboeren zou Parkinson inmiddels een erkende beroepsziekte zijn) en 3) onderzoek onder mensen die wonen in landbouwgebieden (omwonenden van graan- en aardappelteelt zouden een 50 procent hoger risico lopen op de ziekte van Parkinson).

Waarom is dit ongenuanceerd?

In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 6100 mensen de diagnose parkinsonisme, waarvan de ziekte van Parkinson het grootste deel uitmaakt. Het RIVM noemt de aandoening een ouderdomsziekte waarvan de oorzaken nog grotendeels onbekend zijn. De aandoening staat op nummer 26 in de ranglijst van aandoeningen met de grootste ziektelast in Nederland.

Bij 5-10 procent van de gevallen is de aandoening erfelijk, maar voor de overige 90-95 procent van de patiënten is het niet duidelijk wat de oorzaak is. Volgens de Volksgezondheid Toekomstverkenningen van het RIVM zal hun aantal in 2040 toenemen met ongeveer 70 procent ten opzichte van 2015.

1 Inzicht uit dierproeven

Er zijn inderdaad bestrijdingsmiddelen die in muizen de dopamine-producerende zenuwcellen in de hersenen kunnen beschadigen. Paraquat en rotenon zijn daar bekende voorbeelden van. Paraquat is een onkruidverdelger waarvan de giftigheid voor het zenuwstelsel nog het meest vaststaat. Paraquat wordt dan ook, net als de eraan verwante stof MPTP, veel gebruikt in Parkinsononderzoek met muizen; omdat muizen uit zichzelf geen Parkinsonverschijnselen ontwikkelen, krijgen ze paraquat toegediend om de ziekte na te bootsen. Dat is nuttig voor onderzoek naar nieuwe medicijnen tegen de ziekte.

Voor andere bestrijdingsmiddelen is het beeld minder eenduidig. De onkruidverdelger glyfosaat, het actieve ingrediënt van Roundup, is mogelijk giftig voor het zenuwstelsel, maar het afsterven van zenuwcellen kan ook komen door de vloeistof waarin glyfosaat is opgelost, en niet zozeer door glyfosaat zelf. Voor een aantal andere bestrijdingsmiddelen, zoals de organofosfaten geldt dat ze in grote hoeveelheden giftig zijn voor het zenuwstelsel, maar dan niet voor de zenuwen die zijn aangetast bij de ziekte van Parkinson. Hetzelfde geldt voor de pyrethroïden, een klasse middelen die werken tegen insecten.

Als onderzoekers effecten zien van deze bestrijdingsmiddelen in celkweek of proefdieren dan is dat telkens na blootstelling aan grote hoeveelheden. Mede op basis daarvan wordt besloten of een bestrijdingsmiddel wordt toegelaten op de markt.

Er kunnen allerlei redenen zijn om een bestrijdingsmiddel te verbieden, zoals vanwege de nadelige effecten op de natuur, kankerverwekkendheid of effecten op andere organen. Die effecten worden voor toelating onderzocht. Of er effecten zijn op het zenuwstelsel, wordt momenteel niet standaard onderzocht.

2 Onderzoek onder agrariërs

Ook voor de effecten bij mensen die beroepsmatig veel in aanraking komen met bestrijdingsmiddelen, is er bewijs. Mensen die met bestrijdingsmiddelen werkten, hebben een hogere blootstelling en gebruikten in het verleden waarschijnlijk minder persoonlijke beschermingsmiddelen. Volgens een overzichtsstudie is het risico op Parkinson voor mensen die met bestrijdingsmiddelen werkten met ongeveer 67 procent verhoogd.

Het is onduidelijk in hoeverre dat cijfer iets zegt over de bestrijdingsmiddelen die momenteel in gebruik zijn. Dat zijn er momenteel 3074, inclusief toevoegingsstoffen. Daarvan zijn 882 voor gebruik door consumenten in en om het huis. Niet alle bestrijdingsmiddelen zijn namelijk letterlijk ‘landbouwgif’, zoals het artikel suggereert. Ook mierenlokdoosjes, de vlooienband van de kat en sommige desinfecterende vochtige doekjes vallen onder bestrijdingsmiddelen.

Maar liefst 4423 oude bestrijdingsmiddelen zijn inmiddels niet meer toegestaan. De meeste middelen die in het Volkskrantartikel worden genoemd zijn al verboden in de EU: paraquat (2007), rotenon (2008), glyfosaat (grotendeels tussen 1997 en 2022 verboden; nog één middel op de markt voor professioneel gebruik), maneb (2008) en het daaraan verwante mancozeb (2021), lindaan (2008) en benomyl (2002).

3 Onderzoek onder omwonenden

Omwonenden van landbouwgebieden worden doorgaans blootgesteld aan lage hoeveelheden landbouwbestrijdingsmiddelen, vaak tientallen tot honderden keren minder dan wat proefdieren krijgen toegediend. Of langdurige blootstelling aan zulke kleine hoeveelheden ook effecten teweeg kan brengen, is de vraag.

Dat blootstelling aan bestrijdingsmiddelen uit de aardappel- en graanteelt de kans op Parkinson bij omwonenden met 50 procent zou verhogen, lijkt selectief gewinkeld uit de cijfers in de betreffende publicatie. Het getal lijkt te komen uit een verkennende analyse naar 153 bestrijdingsmiddelen. Van 21 daarvan – die met elkaar gemeen hebben dat ze werden gebruikt in de aardappel- en graanteelt – vonden de onderzoekers dat blootstelling daaraan mogelijk samenhing met de ziekte van Parkinson, maar dat ze te weinig gegevens hadden voor harde conclusies.

De primaire analyse van dat onderzoek ging namelijk ergens anders over: de relatie tussen blootstelling van omwonenden aan paraquat, maneb, lindaan en benomyl en het risico op de ziekte van Parkinson. Daaruit bleek geen verhoogd risico.

Blootstelling van omwonenden is erg moeilijk te schatten: in de buurt wonen van landbouwgrond is geen goede maatstaf voor wat er daadwerkelijk in je lichaam terecht komt. Daarnaast is voedsel de belangrijkste bron van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Het is onduidelijk wat de effecten zijn van zulke lage, langdurige blootstelling vanaf een jonge leeftijd. De eventuele effecten zouden pas na jaren zichtbaar worden, en dat is inherent moeilijk te onderzoeken.

Onvoldoende kwaliteit

Het klopt dat een ‘groeiend aantal’ studies blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen aanwijst als risicofactor voor Parkinson. Maar het bewijs is divers: een groot aantal onderzoeken vindt juist géén relatie. En enkele overzichtsstudies die eerder onderzoek nog eens samenvatten en het risico herberekenden, zijn het niet met elkaar eens.

Zo vond een team van Canadese en Braziliaanse onderzoekers een verband tussen blootstelling aan paraquat en Parkinson. Ook een andere overzichtsstudie van iets minder goede kwaliteit vond een verhoogd risico van 25 procent. En een derde overzichtsstudie van goede kwaliteit concludeert dat er geen verbanden zijn tussen blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en Parkinson. Alle concluderen dat veel van de samengevatte studies van onvoldoende kwaliteit zijn om oorzakelijke relatie aan te tonen.

Conclusie

Het aantal mensen met de ziekte van Parkinson neemt inderdaad toe. Het hardste wetenschappelijke bewijs dat bestrijdingsmiddelen de kans op Parkinson bij mensen verhogen, is gevonden bij boeren die met grote hoeveelheden van bepaalde bestrijdingsmiddelen hebben gewerkt die inmiddels verboden zijn. Voor omwonenden van landbouwgebieden is het risico onduidelijk. De bewering dat bestrijdingsmiddelen de ziekte van Parkinson veroorzaken is daarmee ongenuanceerd.

Erna van Balen

Erna van Balen

Erna van Balen is milieugezondheidkundige en promoveerde in de klinische epidemiologie. Ze is nieuwsredacteur bij het Nederlands …
Profiel-pagina