Let op: Deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie. Lees hier over onze werkwijze.
Bewering
Iedereen wijst naar elkaar als het gaat om de totstandkoming van de 24-wekentermijn waarbinnen abortus is toegestaan.
Oordeel
Onwaar
Bron van de bewering
Op het YouTube-kanaal van de SGP plaatst de partij naar eigen zeggen ‘spraakmakende, grappige, inhoudelijke en soms zelfs saaie bijdragen van de SGP-parlementariërs’. Op 11 november 2020 verscheen de video ‘Feiten en fabels over abortus’, in het kader van De Week van het Leven. De Week van het Leven is een jaarlijks initiatief van de pro-life-organisatie Stichting Platform Zorg voor Leven.
In de video haalt Van der Staaij telkens een briefje met een bewering over abortus uit een glazen pot. Van elke bewering verklaart hij of het gaat om een fabel of een feit, om vervolgens toe te lichten waarom. De stelling op een van de briefjes luidt: ‘Abortus mag in Nederland als de vrouw halverwege haar zwangerschap is’. “Een triest feit”, zegt Van der Staaij. De te checken bewering volgt in zijn uitweiding over de 24-wekengrens:
“Als ik op werkbezoek bij abortusklinieken vroeg: gaat dat niet ver? Dan hoorde ik: maar de wetgever heeft daar toch heel bewust voor gekozen? Als ik het dan in de Kamer aan de orde stel, bij de wetgever, hoor ik: de artsen zullen er wel over na hebben gedacht. Zo wijst iedereen naar elkaar.”
Hiermee wekt Van der Staaij de indruk dat er niet bewust is nagedacht over deze grens en dat betrokkenen naar elkaar wijzen als het gaat om het bepalen ervan.
Waarom klopt deze bewering niet?
Om na te gaan of medewerkers van abortusklinieken en wetgever inderdaad ‘naar elkaar wijzen’ als het gaat om de 24-wekentermijn, moeten we allereerst onderzoeken hoe die grens tot stand kwam.
In 1984 is de Wet afbreking zwangerschap in werking getreden. Daar ging jarenlang maatschappelijk en politiek debat aan vooraf. Pas nadat diverse commissies eind jaren ‘70 naar de kwestie gekeken hadden, compromissen waren gesloten en een krappe meerderheid in de Tweede Kamer in 1980 uiteindelijk vóór stemde, is de Wet afbreking zwangerschap (Waz) van kracht geworden.
De Waz is gestoeld op twee waarden. Enerzijds de bescherming van het ongeboren leven en anderzijds het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Om beide waarden te respecteren, is ervoor gekozen om de abortusgrens gelijk te stellen aan de levensvatbaarheidsgrens van de foetus. Dat is dan ook wat er in de wetgeving opgenomen is: het is pas strafbaar om abortus uit te voeren als de vrucht buiten het lichaam van de moeder levensvatbaar is. Na hoeveel weken een foetus precies levensvatbaar is, staat niet in het wetboek vermeld.
Joyce Outshoorn is emeritus hoogleraar vrouwenstudies aan de Universiteit Leiden en gepromoveerd op onderzoek naar de politieke strijd over de abortuswetgeving in Nederland tussen 1964 en 1984. De wetgever heeft er bij het opstellen van de abortuswet bewust voor gekozen om de abortusgrens niet nader te definiëren, vertelt zij. Daardoor is het aan de medische stand om te bepalen wanneer een vrucht buiten het moederlichaam in leven zou kunnen blijven. De grens die daar nu voor gehandhaafd wordt in de medische beroepsstandaarden ligt bij 24 weken zwangerschap. De abortusgrens kent dus een duidelijke, medische oorsprong.
Toch is de abortusgrens van 24 weken niet onwrikbaar. Door ontwikkelingen in de medische wereld zijn artsen steeds beter in staat om veel te vroeg geboren kinderen in leven te houden, waardoor de levensvatbaarheidsgrens opschuift. Het is de vraag of de abortusgrens dan mee moet schuiven.
De Tweede Evaluatie Wet afbreking zwangerschap van 2020 bevat onderzoek naar de opvatting van abortushulpverleners rond dit vraagstuk. Daaruit blijkt dat abortushulpverleners het erover eens zijn dat de verlaging van de behandelgrens bij vroeggeboorte niet moet leiden tot verlaging van de 24-wekengrens.
Een argument hiervoor schuilt in de prenatale screening, die na twintig weken zwangerschap plaatsvindt. Tijdens deze medische echo wordt onderzocht of een kind lichamelijke afwijkingen heeft. Lichamelijke afwijkingen kunnen voor een vrouw reden zijn om een abortus te overwegen. Als de abortusgrens verlaagd wordt, wordt de tijd om die beslissing te nemen heel krap. Mede op basis van die bevindingen adviseert het evaluatierapport om de abortusgrens los te koppelen van de medisch-technische ontwikkelingen die artsen in staat stellen vroeggeboren kinderen in leven te houden. In plaats daarvan adviseert het rapport om de 24-wekengrens expliciet in de Waz op te nemen als de termijn waarbinnen een zwangerschap afgebroken mag worden.
Reactie SGP
Een beleidsmedewerker van de SGP-fractie laat in reactie op deze factcheck weten dat te vroeg geboren baby’s inmiddels met medische ondersteuning al voor de 24 weken levensvatbaar bleken. De partij pleit daarom voor een debat over de verlaging van de abortusgrens:
“De politiek weigert dat debat echter te voeren, maar verschuilt zich achter de stand van de wetenschap van de jaren tachtig. Dat is struisvogelpolitiek. Het vastleggen van de 24-wekengrens zou om die reden echt een heel verkeerde beslissing zijn. De SGP is daar fel tegen.”
Conclusie
De abortustermijn is in de Nederlandse wetgeving gelijkgesteld aan de levensvatbaarheidsgrens. De levensvatbaarheidsgrens die nu gehandhaafd wordt in de medische beroepsstandaarden ligt bij 24 weken zwangerschap. De abortusgrens is dus gebaseerd op duidelijke, medische gronden. Daar is toentertijd in de Tweede Kamer uitgebreid over gedebatteerd en wordt ook nu uitvoerig over nagedacht. De suggestie van Van der Staaij dat de wetgever niet bewust voor de 24-wekengrens heeft gekozen of dat artsen er niet goed over hebben nagedacht, is dus onterecht.
In dezelfde video zegt Van der Staaij dat abortus in Nederland strafbaar is. Dat klopt niet. Lees de factcheck hierover op Nieuwscheckers.